Jan Greijn
Jan Greijn

Groet

Column

Als de verschillende zondagmorgenklokken tegen elkaar opbeieren (kom naar mij!, nee naar mij!) zijn de ochtendgroeten besmuikt. De blik is op de weg naar de kerk gericht. Of op maandagmorgen, wie weet?

Als actieve groeter kijk je verwachtingsvol naar de respons van je groet. Het leven van de spontane groeter is spannend en ongewis.

Zoals de mensheid bestaat uit mannen en vrouwen - en ‘hets’ - heb je bij de groeters de actieven en passiever, de afwachters. (De negeerders laten we buiten beschouwing.)

De passieven groeten met vertraging, en alleen als ze gegroet wórden. Dan volgt een hoofdknik(je), handgebaar(tje) of hallo of goedemorgen/middag/avond. ‘s Nachts groeten ze sowieso niet.

Natuurlijk is er een verschil tussen groeten in een stad of een dorp.

Als dwangmatig groeter loop ik wat verloren rond in de stad, omdat ik me voortdurend knikkend en gebarend verplaats. Een beetje als groeten tegen een blinde muur. Alleen verbaasde blikken veroorzaak je dan, en nadenkende gezichten: ‘Ken ik hem?’

In het dorp (of kleine stad) speelt een zekere mate van maatschappelijke acceptatie een rol. Het erbij horen. Mijn eerste schreden of fietstocht in het Zeeuwse dorp riep fronsende hoofden op, afwendende blikken en binnensmondse vraagtekens. Dat veranderde met de tijd, langzaam. Een enkeling liet dwars op mijn ‘Morgen!’ weten dan het nog vandaag was, als grappig bedoelde terechtwijzing.

Je bent niet zomaar onderdeel van het dorp, dat is alleen weggelegd voor de volhouders.

Het etymologisch woordenboek vertelt dat het woord groeten al sinds 1200 in gebruik is. Onze omliggende talen - Duits, Engels - gebruiken bijna hetzelfde woord, maar met ’n andere klank. In het Zeeuws bestaat kennelijk het woord bez(j)oeren, van het Frans bonjour. Ik blijf bezjoeren.

Jan Greijn

Meer nieuws