Afbeelding

Een lijk in Burgh, 1923 (1)

Column

Honderd jaar geleden, op zaterdag zeven april 1923, in het begin van de avond liep Jacob Krijger uit Haamstede over de Weeldeweg aan de rand van Burgh. Hij schrok. Aan de kant van de weg, in het gras, lag een man, roerloos, klaarblijkelijk overleden. Krijger liep onmiddellijk terug naar Burgh en belde aan bij burgemeester-secretaris W.G. Boot. Het was toen half zeven. Meteen liet de burgemeester dokter J. Janzen in Haamstede, die belast was met de doodschouw in Burgh, waarschuwen.

Burgemeester Boot ging naar de plaats des onheils. Alles wees hij erop dat hij was overleden. Ook kon Boot concluderen dat het om een marskramer ging want zijn hoofd lag op het kistje met laadjes waarin de te verkopen spullen zaten. Dokter Janzen bevestigde dat de man overleden was. Hij onderzocht het lichaam en kon al snel constateren, mede vanwege de reuk, dat de betrokkene overleden was aan een hartaanval veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik. Er was niets te bespeuren dat leek op geweld.

De burgemeester gaf opdracht het lijk over te brengen naar het lijkenhuisje op de begraafplaats. Ondertussen had hij in de zakken van zijn jas en broek gezocht. Boot vond een briefje van de Commissaris van Politie in Zierikzee waaruit bleek dat deze toestemming had gegeven om te leuren met galanterieën op 28, 29 en 30 maart in Zierikzee. Het briefje vermeldde de naam: Willem van der Sloot, geboren te Zutphen op 4 mei 1889 en woonachtig in Rotterdam.

De betrokkene was niet alleen geweest. Een collega-marskramer lag, in beschonken toestand, in de schuur van C. Bakker. Het ging om Everardus Theodoris Schoonderwoerd, geboren te Amersfoort in 1885, zonder vaste woon- of verblijfplaats. Twee dagen eerder had hij de overledene voor het eerst ontmoet. Schoonderwoerd had daarna in Haamstede en Burgh geleurd, de ander was naar Burgh en Westenschouwen gelopen. Schoonderwoerd kon tijdens het verhoor melden dat de naam van de overledene vals was. Hij vertelde dat hij in werkelijkheid was Willem Rutgers uit Zutphen. De geboorteplaats en de leeftijd, 34 jaar, waren juist. Een valse naam gaf hij steeds op omdat hij iets met de politie had uitstaande. Ook zei Schoonderwoerd dat ze elkaar de vorige avond weer hadden ontmoet. Samen waren ze naar een café geweest en hadden vier of vijf borreltjes gedronken. Of dat aantal juist was of dat zijn collega al eerder het nodige op had, wordt niet vermeld.

De burgemeester vond op het lichaam ook een portemonnee met 90 cent. In het kistje waren galanterieën of snuisterijen, kleine aardige dingetjes, zoals reukflesjes, spiegeltjes en dergelijke. Het signalement luidde: 1,70 meter lang, zwart, grijzend haar, zwarte wenkbrauwen, blauwgrijze ogen, gave tanden, gewone neus. Hij was gekleed in een blauw gestreept sporthemd, witte tricot onderbroek, blauwe kousen, donkere jas, broek en vest, schoenen met veters en een grijze pet. Littekens had hij op drie vingers van zijn linkerhand.

Nog diezelfde avond maakte burgemeester Boot een proces-verbaal op en zond dat om half elf naar de Officier van Justitie in Zierikzee, mr. A.A.L.F. van Dullemen, met verzoek om toestemming het lijk te begraven. Burgemeester Boot belde met de Commissaris in Zierikzee die bevestigde dat hij de vergunning had afgegeven en dat de overledene in Zierikzee onder de naam van Willem van der Sloot daar had overnacht. Navraag door burgemeester Boot in Zutphen wees uit dat daar niemand was geboren met de namen van Willem van der Sloot of Willem Rutgers, zo meldde de Commissaris van Politie in die stad. Wat was zijn echte naam? Het was geen eenvoudige opgave daarachter te komen. Volgende week meer over dit mysterie.

Meer nieuws