Jan Greijn
Jan Greijn

Bijvangst

Column

Het moet koud zijn geweest, kouder dan de januarimaanden van tegenwoordig. Het vroor - staat op internet - op 6 januari 1953 een graad of 3, ‘s nachts 5. Het was zwaar bewolkt en ‘t woei stevig uit het zuid-oosten. ‘s Avonds kropen mijn vader en moeder als winterbijtjes lekker dicht tegen elkaar aan op de Limburgse boerderij waar ze vanwege het woningtekort tijdelijk konden verblijven. In de loop van het jaar bleek mijn moeder zwanger, van mij.

De zoektocht naar een wat ruimere verblijf kon beginnen. Het was een spannende tijd, bijna acht jaar na de oorlog, waar mijn vader lichamelijk geschonden uitkwam. Hij was net geopereerd; niet goed genoeg zou 16 jaar later blijken. Maar nu zag de toekomst er redelijk uit.

Het derde kabinet-Drees deed zijn best de economie op gang te brengen, lonen stegen en de eerste stappen werden gezet om de sociale zekerheid op te poetsen. Later mondde dat uit in de Algemene Ouderdomswet, ‘trekken van Drees’ werd dat al snel genoemd. Toekomstig vader Jan en moeder An waren nog maar net 26 en 29, dus dat boeide hen nog niet zo. Wel de ramp die Zeeland in februari dat jaar trof. Krant en radio meldden de tragische gebeurtenissen op en rond de Zeeuwse eilanden in woord en klank.

Water-ellende was in het Limburgse Maasdorp moeilijk voorstelbaar, de rivier trad wel eens buiten de oevers maar dan was de schade te overzien. Maar het neerstorten van een Engels vliegtuig aan het eind van de oorlog had de inwoners wel doen beseffen welk intens leed je kan overkomen.

Een generatie verder maakt Schouwen-Duiveland zich op voor de herdenking van De Ramp. En ik denk even aan ‘mijn begin’ in 1953.

Jan Greijn

Meer nieuws