Afbeelding

Het Kerkbriefje

Column

Op 4 februari 1923 verscheen het laatste zogenaamde ‘Kerkbriefje’ of, zoals het officieel heette, het ‘Predikbeurtenbriefje’. Daarmee kwam een einde aan een traditie van vermoedelijk twee eeuwen. Wat hield deze traditie in en waarom kwam er een einde aan?

Het ‘Kerkbriefje’ is een uiting van het religieuze leven in vroeger dagen. De kerkelijke betrokkenheid was groot, het kerkbezoek intensief en de behoefte aan informatie groot. Die drie zaken kwamen samen in het ‘Kerkbriefje’. Grote steden, zoals Zierikzee, kenden een dergelijke uitgave. Het was een klein, op eenvoudige wijze gedrukt blaadje dat op vrijdagavond, later op zaterdagmorgen, werd bezorgd bij de abonnees. Op het briefje stonden de namen van de kerken. Het ging om de Grote kerk bij de toren, de Kleine of Gasthuiskerk en de Waalse kerk. Die laatste stond in de Poststraat aan de linkerzijde van het Burgerweeshuis. Daar werd in het Frans gepreekt. Ter onderscheiding werd de andere gemeente aangeduid als de Nederduitse gemeente. Later werd ook plaats ingeruimd voor de Lutherse gemeente.

Het briefje deelde mee wie er op zondagmorgen en -middag voorging, en, bij de Kleine kerk, wie er ’s avonds zou preken. Ging het om een bijzondere dienst, dan werd dat erbij vermeld. Ook doordeweeks werden diensten gehouden in de Kleine kerk, op woensdagmorgen en op vrijdagmorgen of -avond, afhankelijk van het jaargetijde. In een deel van het jaar werd op maandagavond een openbare catechisatie gehouden, een dienst waarin het geloofsonderwijs centraal stond. Bovendien stond zowel bij de Nederduitse als de Waalse gemeente aangegeven welke zondag behandeld werd in de middagdienst. Die zondagen waren aangegeven met een cijfer, verwijzend naar de 52 zondagen waarin de Heidelbergse catechismus is ingedeeld. Iedere zondag werden de vragen en antwoorden van die betreffende zondag behandeld. Na 52 keer werd opnieuw begonnen met de behandeling. Die gewoonte bestaat nog steeds bij de kerken die de Heidelbergse catechismus als leerboek in hun diensten hebben gehandhaafd.

Op vrijdagavond of zaterdagmorgen werd in menig gezin gevraagd: ‘Is het kerkbriefje er al?’ De vijf, later vier, Nederduitse predikanten dachten in veel dingen hetzelfde maar de ligging kon verschillen. Van de vijf behoorden er twee tot de richting van de Utrechtse hoogleraar Voetius, twee tot die van de Leidse professor Coccejus en een tot de richting van professor Lampe, die een tussenpositie innam. Daarnaast hadden velen hun persoonlijke voorkeuren. Aan de hand van het briefje kon worden nagegaan in welke kerk de dominee van hun voorkeur zou preken. Maar er waren er ook die zich beperkten tot dezelfde kerk en zich niet stoorden aan deze richtingen.

Het oudst bewaard gebleven briefje is van 1736 en heeft een zeer klein formaat: zeven bij dertien centimeter. Het bleef tot omstreeks 1790 klein en werd toen iets groter. Het briefje werd rondgebracht door vijf later twee personen die daarmee iets verdienden. Het drukken ging over van de ene op de andere Zierikzeese drukker. De laatste was de firma S. Ochtman & Zoon. Was er een bijzondere gebeurtenis, dan werd daarop ingespeeld. Toen stadhouder prins Willem IV in 1747 Zierikzee bezocht en op zondagmorgen 4 juni de kerkdienst in de Grote kerk bijwoonde, was het Kerkbriefje oranje gekleurd. Veel kerkbriefje werden weggegooid, maar bijzondere, zoals dat van 1747, bleven bewaard als aandenken.

De stopzetting in 1923 werd veroorzaakt door de teruggang in het aantal abonnees. Dat had twee oorzaken. De preekbeurten werden ook gepubliceerd in de plaatselijke Zierikzeesche Nieuwsbode, samen met die van de overige kerken, ook in de rest van het eiland. De andere reden was de verschijning van een nieuw blad, de Zierikzeesche Kerkbode. Daarover volgende week meer.

Huib Uil

Meer nieuws