Afbeelding

Onderling hulpbetoon te Zierikzee

Column

Honderdvijftig jaar geleden kreeg Zierikzee er een vereniging bij die driekwart eeuw een nuttig bestaan heeft gehad. Het ontstaan ervan was te danken aan omstandigheden die we ons nog nauwelijks kunnen voorstellen. Ons sociale stelsel is vooral tot stand gekomen in de tweede helft van de twintigste eeuw, met aanzetten in de voorafgaande decennia. Voor ons is het vanzelfsprekend dat werknemers bij ziekte hun loon doorbetaald krijgen of bij langdurige ongeschiktheid een uitkering. Dat zijn echter verworvenheden van onze welvaartstaat. Honderdvijftig jaar geleden was dat geheel anders. Werknemers kregen bij ziekte geen loon doorbetaald.

In 1871 werd de gedachte geopperd daarin verandering te brengen. Het idee was afkomstig van W. Koole. Die had in dat jaar de timmermanszaak van zijn vader overgenomen en toonde zich begaan met zijn werkmensen. De Hervormde predikanten Hugenholtz en Gillot werkten, samen met H.J. Bastmeijer, hoofd van een van de lagere scholen, het idee uit. Met instemming van de werkbazen werd een reglement opgesteld dat gedrukt en verspreid werd. Als oprichtingsdatum gold 14 april 1872. De naam van de nieuwe vereniging werd ‘Onderling Hulpbetoon’. Het bestuur bestond uit dertien commissarissen waarvan een deel uit de werkbazen bestond, die begunstiger van de vereniging waren, en voor het merendeel uit de leden. W. Koole werd de eerste voorzitter. De contributie voor de leden bedroeg 10 cent per week en voor leden ouder dan veertig jaar 11 cent. De leeftijd om te worden toegelaten, was aanvankelijk twintig, later zestien jaar, de maximumleeftijd was vijftig jaar. De wekelijkse uitkering bij ziekte was aanvankelijk twee gulden per week, later stapsgewijs verhoogd tot fl. 3,60. Een ziek lid moest een doktersverklaring overleggen waarvoor formulieren beschikbaar waren. Een uitkering was pas mogelijk na een half jaar lidmaatschap. Wie een uitkering ontving en toch bleek te werken, werd geschrapt als lid.

Na een aarzelende start en enkele moeizame jaren begon de vereniging vanaf de jaren tachtig flink te groeien. In 1891 had de vereniging 498 leden en was daarmee ongetwijfeld de grootste in Zierikzee. Daarnaast waren er begunstigers, die tenminste een gulden betaalden. Omdat het met zulke grote aantallen leden lastig was te vergaderen – in 1888 waren ruim tweehonderd leden aanwezig – werd ervoor gekozen voor iedere jaarvergadering 25 leden bij toerbeurt uit te nodigen. Omdat het kapitaal groeide kon aan een bescheiden aantal leden ook een permanente uitkering worden gegeven bij invaliditeit of ouderdom. De Nutsspaarbank steunde dat laatste met een jaarlijkse subsidie tot 1915 toen dat niet langer mogelijk was vanwege de oorlogsomstandigheden.

Een poging om er een pensioenfonds aan te verbinden, mislukte; het ledenaantal was te gering en de financiële draagkracht te klein. Met dat ledenaantal ging het bergafwaarts. In 1900 was dat 398 om in 1920 te zakken naar beneden de 300 om daarna nog verder te dalen. Ondertussen was men ertoe overgegaan om ook aan de weduwen van overleden leden een bescheiden uitkering te geven gedurende zes weken na het overlijden. Maar het voorstel om er een weduwenfonds aan te verbinden, vond geen doorgang; ook daarvoor waren de mogelijkheden te gering.

De vereniging had een nuttige functie ook al bleef de ledenaanwas gering. In 1918 kon het duizendste lid worden ingeschreven. Vooral in de wintermaanden, wanneer de griep de kop opstak, werd er veel uitgekeerd. De vereniging rekte zijn bestaan tot 1946. Vanwege de sociale voorzieningen was er geen bestaansrecht meer. Dat liet onverlet dat ‘Onderling Hulpbetoon’ decennialang een begrip was in Zierikzee en breed werd gewaardeerd. Het (niet volledige) archiefje van de vereniging in de locatie Zierikzee van het Zeeuws Archief houdt de herinnering levend. Ik vond het indertijd bij de archieven van de Hervormde gemeente te Zierikzee.

Huib Uil

Meer nieuws