Afbeelding

Veldwachter A. Jonker (1872-1937)

Column

Plaatselijke politieagenten in de dorpen heetten tot 1943 veldwachters. Zij zorgden voor rust en orde en waren de rechterhand van de burgemeesters. Dagelijks deden ze hun ronde door het dorp en de gemeente en hielden zo een wakend oog. Hun prestige hing niet in de eerste plaats af van hun uniform en sabel maar van de wijze van uitoefening van hun functie. Iemand die dat op een goede en correcte wijze deed was Anthonie Jonker, veldwachter in Noordgouwe.

Vierentwintig jaar oud was Anthonie Jonker toen hij eind 1896 werd benoemd. Het aantal sollicitanten was twintig, een getal dat bij vacatures elders soms nog hoger lag. De functie van veldwachter was een middel om een stapje hoger te komen op de maatschappelijke ladder. Dat gold ook voor Anthonie Jonker die veldarbeider in zijn geboortedorp Ouwerkerk was. Bij sollicitanten was het wenselijk dat ze in militaire dienst waren geweest en niet ouder waren dan 35 jaar. Dat was het geval met onze Toon. Op 15 december 1896 ging hij aan de slag in zijn nieuwe beroep. Jonker werd beëdigd door de kantonrechter in Zierikzee. Zijn jaarsalaris was 350 gulden. Dat had hij vooral te danken aan de Commissaris van de koning, die hem op voordracht van de burgemeester benoemde.

Commissaris jhr.mr. W.M. de Brauw vond het salaris van 300 gulden veel te weinig en verzocht daarom om verhoging met tenminste 50 gulden. De gemeenteraad van Noordgouwe wilde niet verder gaan dan 325 gulden. Daarmee nam de commissaris geen genoegen en drong weer aan. Schoorvoetend ging de gemeenteraad alsnog akkoord. Met het bijbaantje van bode van de polder Noordgouwe kon hij wat bijverdienen. Daar kwamen vervolgens de baantjes van gemeentebode en lantaarsopsteker bij. Later werd zijn wedde verhoogd naar 450 gulden en bij die verhoging zou het niet blijven.

Nu Toon verzekerd was van een baan kon hij gaan trouwen. Op 4 mei 1897 trad hij in het huwelijk met zijn oud-dorpsgenote Janna van Oost. Ze kregen drie kinderen waarvan de eerste slechts een maand oud werd. Zo doende bestond het gezin uit vader, moeder, zoon en dochter. Moeder Jonker bleef haar leven lang de Duivelandse klederdracht trouw. Toon Jonker probeerde zijn functie zo goed mogelijk uit te oefenen en dat betekende onder meer zelfstudie. Bovendien bouwde hij een goede relatie op met zijn collega-veldwachters. Dat gold ook voor de rijksveldwachters die op Schouwen-Duiveland gestationeerd waren, in het bijzonder die in Schuddebeurs.

Nog meer moest veldwachter Jonker op goede voet blijven met de burgemeester, zijn rechtstreekse chef. Dagelijks had hij met hem contact. Drie burgemeesters maakte Jonker mee. Onder het bewind van R. Groeneveld de Kater werd hij benoemd. Ruim tien jaar diende de veldwachter onder jhr. C.A. van Citters, woonachtig op de buitenplaats Heesterlust in Schuddebeurs. De langste periode was toebedeeld aan E.H.P. van Nahuijs. De laatste was tevens burgemeester-secretaris van Dreischor en woonde met zijn gezin vanaf de jaren twintig in het huis ‘Weelzicht’, later in ‘Welgelegen’ in Schuddebeurs, dat tot de gemeente Noordgouwe behoorde.

Mede dankzij veldwachter Jonker was er orde en rust. Ambitie om naar elders te gaan, had hij niet. De zoon van Toon en Janna, Willem Jonker, koos voor het spoor van zijn vader. Na eerst werkzaam te zijn geweest als agent van politie in Zierikzee werd hij in 1931 veldwachter in Brouwershaven. Ook hij was een plichtsgetrouw man en gezien bij zijn superieuren. In 1954 ging hij, nog steeds werkzaam in Brouwershaven, met pensioen als wachtmeester eerste klasse bij de rijkspolitie. Volgende week meer over de viering van de twee jubilea van veldwachter Toon Jonker in 1921 en 1936.

Huib Uil

Meer nieuws