Afbeelding

Geestdrift

Column

Welke route?

Deze zaterdag was familie uit de randstad richting Schouwen-Duiveland getogen. Vanwege een omleiding bij de A15 waren ze iets vroeger vertrokken of iets later aangekomen. Gelukkig zijn ze gewend aan Randstedelijke parkeertarieven. Zij vielen niet steil achterover bij de parkeerautomaat. Op de hoek bij de snackbar haalden we een coffee-to-go en we gingen op pad. In de rugzak zaten versnaperingen voor de picknick in het bos. De jongste kinderen wilden spoorzoekers zijn. De rode route als uitdaging. We liepen langs het klimbos. Het was schitterend nazomerweer. Opeens werd er druk overlegd door de neefjes en nichtjes. De rode route ging twee kanten op. ‘Het lijkt hier wel een woestijn’, zei mijn nichtje wijzend op het witte zand. Dit is precies het probleem van woestijnen: de weg lijkt er onvindbaar. Gelukkig vond ze het rode paaltje. Het leek goed te gaan. Bij een picknicktafel hielden we halt. Uit de rugzak werden heerlijke zoete zaligheden getoverd. Na de weldadige rustpauze liepen we verder. Tot één van ons op de paaltjes keek die we tegenkwamen. Geen rood meer te zien! Wel wit en geel, maar geen rood. Wat nu? Eén van de kinderen haalde haar schouders op. Dan lopen we toch geel. Maar een ander vond dat toch geen goed idee. Na kort overleg viel het besluit terug te lopen. Na een tijdje zagen we het schuldige paaltje. Het pijltje kon zowel rechts als rechtdoor betekenen. Net het echte leven, dacht ik, soms zijn er onduidelijke afslagen en voor je het weet is je weg onvindbaar. In mijn hoofd begon spontaan een lied te zingen, dat mij de rest van de route bleef vergezellen: ‘daar waar de weg onvindbaar scheen, mochten we door geloof alleen, de tocht opnieuw beginnen’. Na de rode wandeling eerst nog een vergezicht. Boven op het hoge duin keken twee damherten ons aan. Eenmaal beneden bij de vloedlijn namen de jongsten een frisse duik in de zee. Na een laatste etappe door het mulle zand kwamen we aan bij een strandpaviljoen. Er was plek voor ons allemaal. Borden vol kibbeling werden op onze tafels gezet. ‘Ik wil hier blijven’, zei mijn neefje. ‘Schud nou maar het zand uit je haar’, zei mijn broer, ‘we gaan weer terug de randstad in, ik denk dat ik de Haringvlietbrug neem.’ Mijn neefje schudde zijn hoofd. ‘Mag ik blijven?’ fluisterde hij mij toe.

Marjan Riedijk

Meer nieuws