Afbeelding

J.G. Bethe alias Philémon (slot)

Column

Johan G. Bethe wisselde de ambtelijke stukken, die hij overdag moest schrijven op de Zierikzeese gemeentesecretarie, ’s avonds af met proza. Het moet voor hem ontspanning zijn geweest. Hij liet zijn gedachten gaan en probeerde met zijn proza, naar goed negentiende-eeuwse gewoonte, zijn lezers te stichten en hen aangename momenten te schenken.

Zoals bij vele van zijn tijdgenoten had Johan een brede belangstelling. De samenleving was sterk religieus georiënteerd terwijl er een groeiende belangstelling was voor poëzie en proza. In dat raam van die tijd pasten vooraanstaande dominees-dichters. Het meest bekend werd Nicolaas Beets, die onder het pseudoniem van Hildebrand, de Camera obscura schreef, waarmee hij beroemd werd. Andere bekende predikanten-schrijvers waren J.J.L. ten Kate, J.P. Hasebroek, P.A. de Génestet, E. Laurillard en F. Haverschmidt, de laatste onder het pseudoniem Piet Paaltjes.

Vermoedelijk is het vooral Beets geweest, die Johan Bethe heeft geïnspireerd en wellicht droomde hij ervan eveneens beroemd te worden. Het schrijven en dichten had Johan niet van een vreemde. Zijn vader, Johannes Tobias Bethe, verstond ook de dichtkunst. Johan kon zich vaardig en geestig uitdrukken wat hem een zekere faam bezorgde. Met die vaardigheid was hij op partijen en bijeenkomsten een graag geziene gast, net zoals in de kring van familie en bekenden.

Bethe hanteerde het pseudoniem Philemon. Behalve in tijdschriften publiceerde hij ook tweemaal zelfstandig. In 1850 kwam bij uitgever P.D.J. Quanjer uit: ‘Een dagboek van Philemon’. De auteur vergunt het zijn lezers mee te lezen in het dagboek dat hij op 11 februari begon. Philemon laat hen delen in zijn overpeinzingen, zijn zorgen en zijn vreugdevolle momenten. Alles heeft ervan weg dat het voor een deel autobiografisch is. Wie erin leest, krijgt een indruk van het Zierikzee in het midden van de negentiende eeuw. Zo lezen we hoe ’s Konings verjaardag werd gevierd en over de half-vasten-marktdag, gehouden op 7 maart. Bethe neemt ons gedurende anderhalve maand mee in zijn leven. Postuum kunnen we hem ervoor bedanken dat hij ons een blik gunt in het Zierikzee van zijn dagen en in zijn eigen zielenroerselen.

J.G. Bethe heeft zich later niet meer op letterkundig gebied begeven. Verslagen van raadsvergaderingen, akten van de burgerlijke stand, ambtelijke brieven en allerlei ander schrijfwerk vulden zijn levensdagen. Maar de belangstelling voor proza en poëzie is hem zijn hele leven bijgebleven. Toen in 1901 Noordgouwe een nieuwe burgemeester kreeg in de persoon van jhr. C.A. van Citters werd hij ook door Bethe, die deze gemeente 57 jaar als secretaris en ontvanger diende, toegesproken. Hij sprak hartelijke welkomstwoorden tot de nieuwe burgervader en citeerde Nicolaas Beets: ‘Gij staat aan d’opgang van uw pad, Uw webbe is lang niet afgesponnen, Gij hebt de taak nog pas begonnen, Waarvoor gij God om hulpe badt’.

Bij zijn overlijden werd in het Nieuws- en advertentieblad voor Zierikzee een ‘In memoriam’ opgenomen. Ongetwijfeld was P.D. de Vos, een van de opvolgers van Bethe als commies-griffier op de Zierikzeese gemeentesecretarie en later gemeentearchivaris, de schrijver. Hij wees erop dat Bethe met zijn 88 jaar en zijn belangstelling voor alles en allerlei in de samenleving ‘een levende verzameling van velerlei heugenis’ was. Het artikel eindigt aldus: ‘Voor de kennis van personen en toestanden onzer stad sedert de veertiger jaren der 19e eeuw, was hij een uitstekende bron, zoodat met zijn heengaan een schat van wetenswaardigheden en herinneringen is verloren gegaan, die hij als belangstellend burger en levenslustig man in zijn trouw geheugen had bewaard. De oude garde gaat heen; met den heer Johan George Bethe is eene eigenaardige persoonlijkheid uit ons midden verdwenen’.

Huib Uil

Meer nieuws