Afbeelding

De bevrijding van Schouwen-Duiveland in 1945

Column

De plannen voor een waardige dodenherdenking en de herdenking van de bevrijding in mei 1945, 75 jaar geleden, zijn in duigen gevallen. Door de maatregelen als gevolg van het coronavirus is vrijwel alles afgelast. Voor velen is dat een grote teleurstelling. Toch is het bijwonen van de plechtigheden niet het belangrijkste. Dat zijn de feiten van toen, die nog altijd klare taal spreken.

De dodenherdenking in Renesse van al degenen die tijdens de Tweede Wereldoorlog het leven hebben gelaten en bij militaire acties daarna maakt altijd grote indruk. Dat de ‘Tien van Renesse’ daarbij extra aandacht krijgen, ligt voor de hand. Het ter dood brengen van deze mannen door de Duitse bezetter op 10 december 1944 is de meest gruwelijke bladzijde uit onze oorlogsgeschiedenis. Hun poging om over te steken naar het bevrijde Noord-Beveland werd op extreem zware wijze bestraft.

De opmars van de geallieerde troepen na de invasie in Normandië op 6 juni 1944 verliep voorspoedig. Na een zware strijd slaagden de troepen erin de Scheldemonding te veroveren. Daarmee was Zeeland bevrijd, met uitzondering van Schouwen-Duiveland. De bevolking van het eiland was echter grotendeels verdwenen. De Duitse bezetter had in het voorjaar van 1944 opdracht gegeven tot evacuatie, voorafgaand aan het inunderen van het eiland om daarmee een geallieerde aanval te voorkomen. Inderdaad hebben de geallieerden afgezien van het veroveren van Schouwen-Duiveland, maar de oorzaak daarvan lag in de strategische omstandigheden. Het eiland was niet belangrijk genoeg en de prioriteiten lagen elders.

Daarom moesten de achtergebleven inwoners, waarvan het overgrote deel in het westelijk deel van het eiland woonde, de lotgevallen van de rest van de oorlog delen. Hongersnood was er echter niet. Over en weer vonden schermutselingen plaats. De krachtigste daarvan, bombardementen vanuit de lucht, beschietingen en beperkte aanvallen, waren er vooral van geallieerde kant. Het meest ingrijpende bombardement vond plaats op 5 januari 1945. Vanaf Sint Philipsland werd het grootste deel van Bruinisse in puin geschoten.

Naar mate het einde van de oorlog naderde, werden de maatregelen van de Duitsers steeds radicaler. De Duitse militairen hadden als opdracht tot het laatst door te vechten. Om de geallieerden hun oriëntatiepunten te ontnemen, ging de bezetter ertoe over om de watertoren in Zierikzee en de kerktorens van Nieuwerkerk en Ouwerkerk op te blazen. Ook in de stadhuistoren van Zierikzee werden springladingen geplaatst, maar later weer weggehaald. Het ging doordringen dat dergelijke acties nutteloos waren.

De laatste oorlogsmaanden verliepen in Zierikzee, afgezien van granaatvuur vanaf Noord-Beveland dat een aantal slachtoffers vergde en een pand in brand zette, relatief rustig. De doorstoot naar Berlijn had prioriteit in plaats van verovering van het laatste deel van Nederland dat nog in Duitse handen was. Op 4 mei 1945 kwam eindelijk het bericht dat het Duitse commando bereid was tot capitulatie. De volgende dag werden in Wageningen de onderhandelingen afgerond en was Nederland bevrijd.

Maar dat betekende niet dat overal de Duitse troepen zich overgaven. Voor Schouwen-Duiveland kwam dat moment op maandagmorgen 7 mei 1945. Toen vertrokken Engelse commando’s in drie landingsvaartuigen vanuit Colijnsplaat. Een daarvan landde aan de zeedijk ten westen van het Zierikzeese havenhoofd. Onderhandelingen met de Duitse commandant volgden. Met de twee andere vaartuigen werden ’s middags een aantal burgemeesters en politiemannen overgezet. De Duitse militairen trokken zich terug naar het westelijk deel van het eiland waar spoedig ook de Engelse militairen verschenen. Op 11 mei 1945 werd in Zierikzee op eenvoudige wijze feest gevierd door de inwoners die waren achtergebleven. Vijf moeilijke jaren lagen achter ons.

Huib Uil

Meer nieuws