Afbeelding

Zierikzee voor honderd jaar in 1822

Column

Honderd jaar geleden verscheen een boekje met als titel: Zierikzee vóór 100 jaar. Het was geschreven door gemeentearchivaris P.D. de Vos en werd uitgegeven door de Firma Piet Ochtman te Zierikzee. De inhoud van deze brochure was eerder in afleveringen verschenen in de Zierikzeesche Nieuwsbode. Daaruit ontstond de vraag naar dit ‘opstel’. Weliswaar waren er overdrukjes gemaakt van de versie zoals die in de krant was verschenen, maar het voorraadje was snel uitgeput. Voor Piet Ochtman aanleiding zijn vriend De Vos om toestemming te vragen het te laten herdrukken. Er werd een viertal afbeeldingen aan toegevoegd. De omslag was vervaardigd door D. Veersema, leraar tekenen in Groningen en eerder werkzaam in Zierikzee.

Van alle publicaties van De Vos is dit de meest aantrekkelijke. Bescheiden als De Vos was, excuseerde hij zich bij voorbaat. Het was niet meer dan een vluchtige poging om het Zierikzee van 1822 te schetsen. Daaraan mochten ‘geen te hooge eischen’ worden gesteld. Toch is het een boeiende schets, die nog altijd het lezen de moeite waard is. Boeiend omdat De Vos er ook allerlei mondelinge overleveringen in vastlegde. In de loop van de jaren had De Vos, geboren in 1866, veel oudere stadsbewoners gesproken en ook uit familieverband was veel in zijn geheugen terecht gekomen. In deze publicatie had hij gelegenheid een deel ervan op schrift te stellen. Boeiend ook omdat het een van de zeldzame publicaties is waarin De Vos enigszins los komt van zijn vaak gedrongen schrijfstijl.

De Vos neemt de lezer mee naar 1822 en gaat met hem op stap in de stad. Vele bijzonderheden passeren de revue, zoals het ’s avonds sluiten van de stadspoorten en de nog gedeeltelijk aanwezige stadsmuren. Uitgebreid staat hij stil bij de later verdwenen kerken en huizen aan en bij het Kerkhof. Zierikzee telde in 1822 6150 inwoners. Handel, nijverheid, visserij, scheepvaart, landbouw en de middenstand waren de bestaansbronnen, maar waren danig teruggelopen. Toch telde de stad onder meer twee brouwerijen, een looierij, vier meestoven, twee touwslagerijen, een zoutkeet, twee zaagmolens, en vier korenmolens.

Geen facet ontsnapte aan het oog van de schrijver en met vele details vertelde hij ervan. Zo meldt hij dat op de Balie kastanjebomen stonden en dat vlees alleen gekocht kon worden in de Vleeshal die twee ingangen had: aan de Verrenieuwstraat en aan de Meelstraat, onder de stadhuistoren. Naast de zes medici waren er vijf apothekers. ’s Nachts gingen de nachtwakers door de stad en riepen om het uur hoe laat het was. Wie dat wilde, kon zich laten wekken. Dan werd met een lange stok tegen het raam van de bovenverdieping getikt, met bijvoorbeeld: ‘Vijf uur en mooi weer’.

In 1822 vonden openbare geselingen voor het Gravensteen plaats van zes personen waarbij een vrouw een brandmerk kreeg. Diefstal was de reden. Een van de gestraften had als bijnaam: Keesje hoe gaat ‘t. Ze zaten hun straf uit in Middelburg. Breedvoerig belicht De Vos het kerkelijk leven. Er werd schande over gesproken als men meer dan twee weken wachtte met het dopen van kinderen. Aan het kerkelijk huwelijk werd grote waarde gehecht. Maar ook vertelt De Vos ons van Jannetje Noarisje, die volgens het volksgeloof met haar bezem over de Nobelpoort vloog.

De Vos keek op het eind vooruit naar 2022. ‘Mocht dan bij toeval nog een afdruk dezer schets aan snippermand of vuurhaard ontkomen, in handen geraken van een lateren navorscher dan kunnen de hier bijeengebrachte bijzonderheden dienstig zijn voor een vergelijking tusschen de veranderingen, die nu aangetroffen zijn en die dan zullen kunnen vastgesteld worden. Moge die vergelijking dan niet alleen voortgang maar ook vooruitgang aantoonen’, zo sloot De Vos af.

Huib Uil

Meer nieuws