Afbeelding

De ‘Kronijk van Zierikzee’ door Olivier Groeneyk, 1821 (1)

Column

Tweehonderd jaar geleden kwam een nieuw boek over de geschiedenis van Zierikzee uit. Het was een vervolg op de Kroniek van notaris Johan de Kanter Phil.z. en beschreef de aansluitende periode van 1796-1820. Het is nog altijd een waardevol werk als het gaat over die kwarteeuw.

De auteur was Olivier Groeneyk (Woerden 1770-Zierikzee 1835). In 1800 werd zijn echtgenote, Marie Madeleine Agron, benoemd tot Frans kostschoolhoudster in Zierikzee. In Woerden was Groeneyk secretaris geweest van twee dorpen. Zo doende had hij de nodige administratieve vaardigheden opgedaan om in zijn nieuwe woonplaats aan de slag te kunnen gaan als klerk op het stadhuis. Zijn kennis van het Frans was welkom. Dat was zeker het geval vanaf 1810 toen ons land werd ingelijfd bij het Franse keizerrijk

Groeneyk besefte hoe belangrijk het was het bewogen tijdvak, dat achter hem lag, te beschrijven. De inval van de Franse troepen in 1795, de staatkundige en politieke veranderingen, de inlijving, de bevrijding in 1813 en de vestiging van het nieuwe koninkrijk waren enerverende gebeurtenissen die het verdienden om te worden vastgelegd. Net zoals anderen, die ingrijpende gebeurtenissen meemaken, had Groeneyk aantekeningen gemaakt van wat er gebeurde. Hij vond dat er iets mee gedaan moet worden en zo rijpte het plan om een vervolg te geven aan De Kanters Kroniek.

Het plan van Groeneyk kreeg vaste vormen in het voorjaar van 1820. Hij deelde zijn plan met de beide burgemeesters van de stad, die hem toestemming gaven vrijelijk gebruik te maken van de stedelijke archieven. Door middel van een advertentie in de Zierikzeesche Courant gaf Groeneyk bekendheid aan zijn voornemens en verzocht om informatie of bijdragen.

Groeneyk had ook al een uitgever, de stadsdrukker Abraham de Vos Jz., die in april 1820 gelegenheid gaf in te tekenen. Om enige ijdelheid op te wekken, beloofde hij een lijst met de namen van de intekenaars voorin het boek op te nemen. Intekenen kon ook bij de boekhandels Gebr. Abrahams in Middelburg en F. Kleeuwens in Goes. Uiteindelijk werd niet De Vos de uitgever, maar zijn collega J. Koole. In mei 1821 waren de boeken gereed en startte de aflevering en verkoop. De kosten van het boek waren fl. 2,10 en wie niet had ingetekend, betaalde drie gulden.

Groeneyk had het boek opgedragen aan zijn superieuren: burgemeesters en raden van de stad Zierikzee. In zijn ‘voorrede’ bedankte hij hen voor hun aanmoediging. Om zich te verweren tegen kritiek merkte Groeneyk op dat hij geen historicus noch taalkundige was. Met de uitgave beoogde hij niets anders dan zijn ‘Stadgenooten eene aaneengeschakelde geschiedenis aan te bieden’. Lezing ervan moest dienen om, zo eindigde Groeneyk, ‘de vorige tijden van verwarring en willekeur, tot een dankbaar genot van den tegenwoordigen tijd van orde en rust op te wekken’.

De voorrede werd gevolgd door de lijst van intekenaars, in totaal 112 personen, die met naam, beroep en woonplaats werden vermeld. De meeste waren inwoner van Zierikzee, zoals te verwachten was. Ook waren er nog al wat inwoners van de overige plaatsen op Schouwen-Duiveland bij en enkelingen uit de rest van Zeeland en ook van buiten de provincie. Bij een deel van hen van hen is een zekere plicht te vermoeden. Zo vinden we op de lijst de beide burgemeesters De Crane en Van Dopff. Ook Groeneyks collega’s op de stadssecretarie, P.L. de Does, eerste commies, klerk P.G. de Looze en tweede commies H.W.H. van Maenen, zullen het als hun plicht hebben gevoeld op het boek in te tekenen, net zoals hun chef stadssecretaris Kroef.

Volgende week meer over de inhoud.

Huib Uil

Meer nieuws