Afbeelding

Het laatste oorlogsjaar in Zierikzee, 1944/1945

Column

Recent verscheen het nieuwe boek van Jop Steenhof de Jong over het laatste oorlogsjaar in Zierikzee. Hoe het einde van de Tweede Wereldoorlog beleefd werd, staat centraal in dit boek, dat niet alleen een aanwinst is voor onze kennis van de stad aan de Oosterschelde, maar ook voor die van het eiland.

Sinds jaar en dag stond het bekend als het Archief De Bruyne. Twee dozen vol met papieren, afkomstig van J.J. de Bruyne, commies ter secretarie van Zierikzee. Het was belangwekkend materiaal, maar vrijwel onaangeroerd. Jop Steenhof de Jong, auteur van onder meer het boek over de collaboratie op Schouwen-Duiveland tijdens de oorlog, is de uitdaging aangegaan. Het leverde een schat aan informatie op. Jop Steenhof de Jong was de aangewezen man om het materiaal te analyseren en te interpreteren. Hij is daar uitstekend in geslaagd. 

In februari 1944 kwam het bevel van het Duitse militaire gezag dat onder meer Schouwen-Duiveland onder water gezet zou worden. Een invasie van de geallieerden was op handen, maar het was onbekend waar die plaats zou vinden. Door de inundatie zou een dergelijke aanval op z’n minst bemoeilijkt, zo niet onmogelijk worden gemaakt. Van de 24.000 inwoners, die het eiland telde, moesten er circa 17.000 vertrekken naar elders. In Zierikzee mochten 450 mensen achterblijven. De inwoners in de Westhoek, tegen de duinen, waren gevrijwaard van vertrek.

Ook de besturen uit de onder water gezette gemeenten moesten evacueren; zij deden dat naar Zuid-Beveland. Ambtenaar J.J. de Bruyne bleef achter en kreeg de opdracht de zaken te behartigen. Aanvankelijk kwam burgemeester jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije nog over, maar na het najaar van 1944 kon dat niet meer. De Oosterschelde vormde de scheiding tussen het nog bezette Schouwen-Duiveland en de rest van Zeeland, dat reeds bevrijd was. De Bruyne moest toen zo goed en zo kwaad als het ging, de taken vervullen, samen met waarnemend burgemeester ir. Swaters, die echter eind 1944 ook moest vertrekken.

Dankzij de aantekeningen van De Bruyne, die elke dag notities maakte van wat er gebeurde en wat hij deed, is nauwkeurig te volgen hoe de spanning steeds verder opliep. De auteur kon het aanvullen met het dagboek van de Duitsgezinde fotograaf K. de Feijter, die te werk was gesteld als typist en vertaler bij de Duitse commandant. De Duitse militairen waren veeleisend, de weerzin onder de bevolking, die weer was aangegroeid, steeds groter. Daartussen zat De Bruyne, die steeds moest schipperen en sussen. Ondertussen werd de stad regelmatig beschoten vanaf Noord-Beveland en af en toe werden er bommen gegooid. 

Bij een intensieve beschieting begin 1945, waarbij het afweerkanon in de tuinderij van Buijse – na 1953 bebouwd met woningen – het doelwit was, vielen drie doden waaronder een Duitse militair. Op 19 februari 1945 bliezen de Duitsers de watertoren op, die stond halverwege tussen de Nobelpoort en de Zuidwellebrug. Vanzelfsprekend leefden de bewoners onder grote spanningen. Iedereen verwerkte de emoties op zijn eigen manier, maar veel kwam neer op anarchie: de meesten deden wat hun het beste leek. Daarmee werd de taak voor De Bruyne steeds moeilijker.

Niet op 5 mei 1945, maar pas twee dagen later volgde de bevrijding door Engelse troepen, na onderhandelingen met de Duitse commandant. Daarmee waren de oorlogshandelingen beëindigd maar veel zou er nog volgen als nasleep. Volgende week nog meer over J.J. de Bruyne.

Jop Steenhof de Jong, Het laatste oorlogsjaar. Zierikzee februari 1944-mei 1945, Uitgeverij: Brouws Museum, ISBN: 978-90-9034491-1, 240 pagina’s, € 29,95. Te koop bij de boekhandel of te bestellen via info@brouwsmuseum.nl of 0111 691342 met vermelding van het adres.

Huib Uil

Meer nieuws