Afbeelding

Dr. H. Colijn in Zierikzee

Column

De meest bekende politicus uit de jaren twintig en dertig was zonder twijfel dr. H. Colijn (1869-1944). Vijfmaal was hij minister-president. Hendrikus Colijn maakte naam als militair in Nederlands-Indië. Zijn biograaf Herman Langeveld concludeerde dat Colijn zijn leven lang militair is gebleven. Korte tijd was Colijn minister van Oorlog om daarna over te stappen naar de functie van directeur van de Bataafse Petroleummaatschappij. In 1922 werd hij leider van de Anti-Revolutionaire Partij. Met onderbrekingen was hij van 1925 tot 1939 minister-president. Zijn krachtige persoonlijkheid wekte zowel enthousiasme als felle weerstand op, vooral tegen zijn drastische bezuinigingen. Dat nam niet weg dat hij juist vanwege zijn sociaal-economische opvattingen en nog meer als sterke man een groot stemmentrekker was.

In het jaar 1933 maakte Colijn zijn comeback als politicus. Hij werd lijsttrekker voor zijn partij en ging op verkiezingstournee voor de verkiezingen van de Tweede Kamer. In maart deed hij Zeeland aan. De maand tevoren had de muiterij op het marineschip ‘De Zeven Provinciën’ plaatsgevonden. Van alle politici had Colijn het krachtigst gereageerd. Desnoods moest het schip met een torpedo naar de bodem van de zee worden gezonden. 

De spreekbeurten van Colijn trokken veel luisteraars. Op dinsdagmiddag 21 maart 1933 sprak Colijn in Goes, in de Gereformeerde kerk bij de Westwal. Kort tevoren had de leider in Utrecht op de deputatenvergadering van zijn partij zijn jaarrede gehouden met als titel ‘Wankelen noch weifelen’. Dat deed Colijn ook niet in Goes. De belangstelling was ongekend groot en bij binnenkomst klonk een krachtig applaus. Staande zongen de mannenbroeders hun held de zegenbede uit Psalm 134:3 toe. Nadrukkelijk stond Colijn stil bij de gespannen situatie. Niet alleen bij de muiterij, maar ook bij de situatie in Europa waar het fascisme veld begon te winnen. ‘Democratie werd demagogie’, zo concludeerde Colijn. Daarom was een krachtige regering en een krachtig parlement nodig. Na afloop wandelde Colijn naar het Schuttershof want daar hadden andere belangstellenden de toespraak via een microfoon kunnen horen. Ook daar sprak Colijn opnieuw.

Daarna vertrok Colijn naar Zierikzee. Hier sprak de partijleider in hotel Juliana (nu Albert Heijn) aan de Lange Nobelstraat terwijl in de Gereformeerde kerk aan de Sint Domusstraat kon worden meegeluisterd. Voor de luisteraars waren er extra tramlijnen vanuit Burgh en Zijpe naar Zierikzee. Bij binnenkomst kreeg Colijn een daverend applaus en werden door de ongeveer 750 aanwezigen twee coupletten van het Wilhelmus gezongen. Na het zingen van Psalm 136:1 heette de voorzitter van de Centrale Kiesvereniging op het eiland, W. den Boer, Colijn welkom. 

Net zoals in Goes ging Colijn in op de internationale toestand en stelde dat de Volkenbond een teleurstelling was geworden en waarschuwde voor ‘de demon der revolutie’. Verder stond Colijn stil bij de ontredderde staatsfinanciën, het verval van de economie en de werkeloosheid. Er moest veel veranderen maar vooral was het nodig weerstand te bieden aan gezagsondermijnende invloeden. Tot tweemaal toe werd Colijns rede onderbroken door spontaan applaus. Toen Colijn op het eind van zijn toespraak het strijdlied van Isaac da Costa citeerde: ‘Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland; het bleef bij alle ellende Gods en der vaad’ren pand’, gingen alle aanwezigen staan en zongen het lied. De bejaarde D. Mulder, oud-schoolhoofd en erevoorzitter van de kiesvereniging, mocht Colijn bedanken. Na het dankgebed door Colijn wandelde deze naar de Gereformeerde kerk om daar de ongeveer driehonderd aanwezigen toe te spreken. Hier had A.M. den Boer, een zoon van W. den Boer, de leiding. Colijn sprak ook daar. Met psalmgezang en dankgebed door de partijleider werd de avond besloten.

Langeveld oordeelde dat Colijn een groot opportunist was. Zijn collega Fasseur reageerde met de retorische vraag: ‘Welke politicus is niet opportunistisch?’.

Huib Uil

Meer nieuws