Afbeelding

Een nieuw orgel voor Zierikzee (1)

Column

250 jaar geleden werd in Zierikzee een nieuw orgel in gebruik genomen. Voor de stad was het een hoogtepunt. Dit orgel, wijd en zijd geroemd, ging verloren bij de brand van de Sint Lievensmonster- of Grote kerk in 1832.

Het orgel wat tot dan in de kerk stond, was weliswaar in redelijke staat, maar na een ingrijpende opknapbeurt in 1764 bleek dat er zeer veel aan mankeerde. Er waren geen twee registers die nog een zuivere toon voortbrachten. Daarop werd Johann Heinrich Hartmann Bätz uit Utrecht ontboden. Hij deed uitvoerig onderzoek en moest concluderen dat het orgel versleten was. Bätz en de organist J.P. Lootens kregen in 1766 opdracht een plan voor een nieuw orgel te ontwerpen.

Het stadsbestuur verenigde zich met de plannen van het duo en op 5 juli 1768 vond de aanbesteding plaats. Johannes van Es, de stadsfabriek, de oude aanduiding voor directeur gemeentewerken, maakte tekeningen voor het front en de bijkomende werken van het orgel. Van Es werd door de kerkmeesters belast met het toezicht op het werk en Lootens werd opzichter van de orgelbouw.

In augustus 1768 werd begonnen met de bouw. Een muur, gefundeerd op 180 palen, werd opgetrokken om daarop het orgel te plaatsen. Het burgemeesterszoontje Samuel Boeye mocht op 20 september 1768 de eerste steen leggen. Ruim twee jaar later naderde de voltooiing van het werk. Organist J.P. Lootens en zijn broer Willem, organist in Middelburg en eerder werkzaam in Zierikzee, werden aangewezen als de examinatoren van het nieuwe orgel. Bätz was ondertussen ziek geworden en voorvoelde dat zijn einde naderde, maar met alle krachtsinspanningen deed hij wat hij nog kon. Op woensdag 5 december was hij na het stemmen van het orgel zo uitgeput dat hij naar zijn logement gedragen moest worden. Bätz besloot terug te gaan naar Utrecht waar hij op 13 december overleed, bijna 62 jaar oud. Was voor de bouw een periode van drieënhalf jaar geraamd, Bätz wist dat met een jaar te verkorten. In plaats van hem was zijn broer Willem bij het onderzoek van het orgel aanwezig. De beide broers Lootens waren vol lof over het nieuwe orgel.

Op 20 december 1770 werd het in gebruik genomen in een kerkdienst waarin de jongste predikant, Johannes Abraham Blanck, voorging. Hij preekte over Ezra 7:27 ‘Geloofd zij de Heere, de God onzer vaderen, Die alzulks in ’t hart des konings gegeven heeft, om te versieren het huis des Heeren, dat te Jeruzalem is.’ De kerk zat vol. Voor de dienst hadden de leden van het stadsbestuur zich verzameld op het stadhuis en vandaar liepen ze naar de kerk. Nadat de regenten gezeten waren, zette Lootens in met een ouverture. Het orgelspel duurde een half uur waarin Lootens alle klanken van het orgel aan bod liet komen. Na het gebed speelde het orgel Psalm 150. Bij het eerste vers was alleen het orgel te horen, bij de volgende twee verzen zette de gemeente in: ‘Van harten lovet toch Hem, Ook met der bazuinen stem [….] En der orgelen gezang, Laat Zijn ere nu voortbringen’. Ook bij de slotpsalm werd hetzelfde gedaan. Na het uitspreken van de zegenbede door de predikant speelde Lootens nog een uur.

Na afloop verenigden de regenten zich met de kerkmeesters in het Herenlogement aan het Kerkhof (nu staat daar kantoor van Zeeuwland) en de bazen en hun knechts, die hadden meegewerkt aan de bouw, in een andere herberg voor een maaltijd. Het instrument telde maar liefst 3.108 pijpen en was bijzonder fraai uitgevoerd. Het genoot grote waardering tot de beruchte 7 oktober 1832 toen het vuur een eind maakte aan dit pronkstuk.

Huib Uil

Meer nieuws