Afbeelding

Jan Pot (1874-1957) - 1

Column

De auteur van het proefschrift over het beleg van Zierikzee in 1575/1576 heeft zijn leven lang zijn voornaam gebruikt: Jan Pot. Als jong leraar naar Zierikzee gekomen, bleef hij zijn herinneringen aan die plaats koesteren.

Jan Pot werd geboren in Giessen-Oudekerk, een dorp gelegen ten noorden van Hardinxveld-Giessendam. Vader Leendert Pot, afkomstig uit Sint Maartensdijk, was hoofd van de openbare lagere school; zijn moeder, Heiltje Schakel, een boerendochter. Jan had talent en ging na het gymnasium in Gorinchem in 1894 in Leiden letteren studeren. Geschiedenis werd zijn favoriete vak, ongetwijfeld mede door prof. P.J. Blok, die een bekwaam docent was en Pot heeft gestimuleerd tot het schrijven van zijn dissertatie. In 1897 haalde Jan zijn kandidaats, in 1899 zijn doctoraal.

In 1902 ontstond aan de Hogere Burgerschool in Zierikzee een vacature voor het vak aardrijkskunde. De tijdelijke docent Veeren had ordeproblemen en kwam niet voor benoeming in aanmerking. Ook Jan Pot solliciteerde als doctorandus in de Nederlandse letteren mee. Op de voordracht stond hij als nummer twee. Toch werd Pot benoemd door de gemeenteraad met zeven van de acht stemmen. De doorslaggevende reden was dat men in hem de mogelijkheid had naast aardrijkskunde ook Nederlands te laten geven. Uiteindelijk ging Pot Nederlands geven en geschiedenis in de drie laagste klassen. De lessen geschiedenis nam hij over van de directeur van de school J.A. de Bruyne, die op zijn beurt aardrijkskunde ging geven. Daarnaast gaf hij, zoals de meeste leraren aan de H.B.S., ook les aan de Burgeravondschool, die in 1904 werd omgezet in de Avondschool voor Vakonderwijs. Ook gaf Pot les aan de Rijksnormaallessen, de opleiding voor onderwijzers en onderwijzeressen. Daarmee stopte hij in 1907.

Ruim tien jaar deelde Jan Pot zijn leven met de Zierikzeeënaars. Hij stond al snel bekend als een goed en bekwaam docent. In 1903 kreeg hij een vaste benoeming. Pot maakte deel uit van de commissies voor de eindexamens van de Zeeuwse Hogere Burgerscholen. Nauw was Pot betrokken bij de totstandkoming van de Zierikzeese Voetbalvereniging ‘Luctor et Emergo’ in 1906. Bij de oprichtingsvergadering werd hij benoemd tot erevoorzitter.

Met zijn 2200 gulden aan salaris kon Jan Pot gaan denken aan een huwelijk. In 1908 werd Gabrielle Jacomina Rink zijn echtgenote. In Zierikzee werden een dochter en twee zoons geboren. Zoon Leen Pot kreeg later bekendheid als verzetsheld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Samen met Ernst de Jonge, telg uit de Zierikzeese adellijke familie, richtte hij in 1942 een verzetsgroep op. In 1943 wist hij via Zweden naar Engeland te ontkomen.

Gabrielle heeft haar vader, prof. dr. H.J. Rink, hoogleraar in Groningen, niet gekend. Hij overleed in haar geboortejaar. Daarom ontfermde haar oom, mr. P. Rink, zich over Gabrielle. Toen de twee kennis aan elkaar kregen, informeerde Rink, toen Minister van Binnenlandse Zaken, naar Jan Pot bij K. ten Bruggencate, onderwijsinspecteur in Den Haag. Op zijn beurt stak die zijn licht op bij Pots chef, directeur De Bruyne. Die schreef dat Jan Pot ‘een joviaal, gezellig, opgewekt mensch’ was. Hij had degelijke vrienden, die goed bekend stonden. Vooral de Lutherse predikant Lenderink had een goede invloed op hem uitgeoefend. Samenvattend gaf De Bruyne als oordeel over zijn leraar Pot: ‘werkelijk van nature een goed, gul, openhartig en aangenaam jong mensch’.

Ten Bruggencate had daarnaast ook zijn eigen oordeel over Pot. Hij omschreef hem als ‘een behoorlijk goed leeraar’. Ook hij gebruikte enkele steekwoorden om Jan Pot te omschrijven: ‘Joviaal, studentiekoos, maar daarbij goedhartig en gul, vatbaar voor indrukken en dankbaar voor goeden raad’. Kortom: niets stond een huwelijk in de weg. Maar dat Pot wel wat meer van zichzelf mocht vergen, stond ook in de brief. Daarover meer volgende week.

Huib Uil

Meer nieuws