Afbeelding

Maatregelen tegen de pest (1)

Column

Het conoravirus staat in een lange reeks van epidemieën: de Spaanse griep in 1918/1919, de cholera in de negentiende eeuw, de pokken in de achttiende eeuw en daarvoor de pest. Vooral die laatste geeft veel overeenkomsten. Wel is er een belangrijk verschil. De pestepidemieën, die tot in de zeventiende eeuw West-Europa teisterden, en elders nog langer, hadden aanzienlijk meer slachtoffers.

De longpest werd op dezelfde wijze als het conoravirus overgebracht: van mens op mens door besmette druppeltjes speeksel, die tijdens het spreken, hoesten of niezen werden verspreid. Ook gaan de beide ziekten gepaard met hoge koorts. Het aantal slachtoffers van de pest ligt in de vele miljoenen. In Zierikzee eiste de pest in 1557 1121 slachtoffers, een vijfde deel van de bevolking. In Nijmegen werden in 1635/1636 ruim zesduizend doden geteld op een bevolking van zestienduizend inwoners, maar het uiteindelijke cijfer lag hoger zodat vermoedelijk de helft van de bevolking aan de ziekte was bezweken. In bijna alle gevallen was de longpest fataal. Bij de builenpest, overgebracht door vlooien, was de overlevingskans twintig tot veertig procent.

Net zoals nu wist men de precieze oorzaak niet, maar wel was duidelijk dat de ziekte zeer besmettelijk was. Daarom werd onder meer gekozen voor het isoleren van zieke personen. Huizen waarin de ziekte zich had vertoond, werden gemerkt door een krans van stro. Het dragen van een wit geverfde stok door lijders was verplicht. Bezoek aan openbare gelegenheden was verboden. Ook werd ervoor gekozen om pestlijders niet thuis te verplegen, maar in speciaal daarvoor bestemde pesthuizen, in Zierikzee aan de Hoge Molenstraat.

Steeds weer als de pest elders was gesignaleerd, werden preventieve maatregelen genomen. Het eten van onrijp fruit of het dragen van kleren van personen die met de pest in aanraking waren geweest, werd verboden. In 1533 liet het stadsbestuur alle appels, die voor de verkoop bestemd waren, opruimen. Toen in 1567 de pest in Holland was gesignaleerd, verbood het stadsbestuur de verkoop van pruimen en kleren van overledenen. Dat verhinderde niet dat de pest in het daarop volgende jaar 1568 Zierikzee bereikte. Vanwege de koopvaardij en visserij was dat onvermijdelijk.

De chirurgijn Cornelis Dirricx werd aangenomen als pestmeester, aanvankelijk voor een half jaar, maar zijn aanstelling werd op 9 juni 1568 verlengd. Hij werd belast met de verpleging van de lijders. Degenen, die de pestlijders begroeven, moesten, net zoals de pestlijders, een witte stok dragen. Ook werd de oude verordening op de pest, na de wenselijke aanpassingen, opnieuw afgekondigd. Omdat de ziekte toenam, kreeg de pestmeester een adjunct toegevoegd. Fruit bleef een aandachtspunt. De toezichthouders op de fruitverkoop kregen op 11 september 1568 opdracht om te zorgen dat er geen rotte druiven en komkommers werden verkocht.

In 1571 dreigde de pest opnieuw de kop op te steken en daarom verbood het stadsbestuur de invoer van fruit van elders. Ook werd alvast chirurgijn Claas Egberts als pestmeester aangesteld. Maar in actie hoefde hij niet te komen. Dat werd anders in 1574 toen chirurgijn Jasper Jan Ouwejans werd aangenomen. Ook werd overleg gevoerd met de andere chirurgijns in de stad. Vanwege de heersende pest werd besloten dat de opslag van traan niet langer in de stad mocht plaatsvinden, maar bij de Zelke, waar nu de algemene begraafplaats ligt. In 1574 werd Daniel Diericks, die zich daarvoor had aangeboden, aangesteld als pestmeester. Opnieuw stak de pest de kop op in 1579 en in 1584 maar in beide gevallen lijkt dat te zijn meegevallen. Volgende week meer over de zeventiende eeuw waarin de pest verdween.

Huib Uil

Meer nieuws