Afbeelding

‘Verzet! Schouwen-Duiveland in de frontlinie’

Column

De Tweede Wereldoorlog liet bij de overlevenden diepe sporen na. Iedereen begreep dat ze getuige waren geweest van gebeurtenissen met een grote betekenis. Al snel kwam de drang om het belangrijkste daarvan vast te leggen en in druk uit te geven. Ook op Schouwen-Duiveland was dat het geval.

Eind 1945 verscheen een boekje dat de laatste oorlogsmaanden op Schouwen-Duiveland belichtte. Het was geschreven door een oor- en ooggetuige: G.M. Feij. Op het titelblad zijn de puntjes op de ij abusievelijk weggelaten. Gerardus Martinus Feij (1916-2005) was een Middelburger die in 1935 in Zierikzee kwam wonen. Hij ging helpen in de zaak van zijn oudere broer Toon. Beiden waren fotografen; Gerard was tevens opticien. In 1937 vertrok Toon naar Middelburg zette Gerard het ‘Foto-atelier Focus’ aan de Korte Sint Janstraat 21 voort. De zaak was een onderdeel van de firma De Muynck, die ook zaken had in Middelburg en Goes. Naast foto’s en brillen konden dames er terecht voor bandage, vooral korsetten.

Toen het grootste deel van de bevolking in het voorjaar van 1944 naar elders moest evacueren, had Gerard het geluk dat hij met zijn echtgenote Neeltje van Vessem en hun baby Dirk niet van het eiland af hoefden. Zij verhuisden naar Renesse. Niet voor lang want al in augustus mochten zij terugkeren naar Zierikzee. Daar maakten zij de laatste fase van de oorlog mee.

Het boekje werd uitgegeven door de Firma S. Ochtman & Zoon in Zierikzee. Deze boekhandel op de hoek van de Appelmarkt en de Korte Sint Janstraat bood het in twee vormen aan. In eenvoudig gebonden vorm kostte het twee gulden, in een kartonnen omslag was dat fl. 2,75. Op de omslag zijn de contouren van het eiland te zien, gelegen in golven water. Die omslag was ontworpen door L. van Vessem, verbonden aan de drukkerij Lakenman & Ochtman in Zierikzee, die het boekje drukte.

Gerard Feij verhaalt in proza van de gebeurtenissen vanaf september 1944. Zijn startpunt lag bij ‘Dolle dinsdag’. Die vijfde september maakte grote paniek zich meester van de Duitsgezinden omdat het de verwachting was dat Nederland onder de voet zou worden gelopen door de geallieerden. Dat was echter niet het geval. Wel volgde de bevrijding van Zeeland in het kader van de slag om de Schelde. Schouwen-Duiveland bleef echter in Duitse handen.

In het boekje staat de rol van het verzet centraal. Het is geen historisch verslag, maar wil vooral de feiten op een aantrekkelijke wijze presenteren. ‘Joost Ringelberg, de schaapherder, laat zijn blik over de schapen gaan. Met korte, scherpe fluitsignalen beveelt hij zijn hond, die onvermoeid rond de kudde rent’. Ringelberg speelde een belangrijke rol omdat hij als schaapherder het geïnundeerde gebied in mocht en zo doende een rol kon spelen bij het opvangen van Engelse piloten die ondergedoken waren.

Het verzet, georganiseerd in de Ordedienst, speelde een belangrijke rol bij het laten verdwijnen van het bevolkingsregister in Renesse en de ontvluchtingspoging naar Noord-Beveland. Toen de groep betrapt werd, volgde de veroordeling van tien mannen, die in Renesse op 10 december 1944 werden opgehangen. De auteur droeg het boekje op aan de nabestaanden van de ‘Tien van Renesse’.

Het boekje begint met een inleiding door majoor J. Honig, een Zierikzeeënaar van geboorte, die hoofdverbindingsofficier was bij de staf van Prins Bernhard als bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten waarin de Ordedienst was opgegaan. Het ‘Voorwoord’ is van de hand van ir. H.D.J. Swaters, commandant van de voormalige Ordedienst op Schouwen-Duiveland. De opbrengst van de uitgave was voor de Stichting 1940-1945. Het boekje werd in 1983 herdrukt op initiatief van Cor Pols van de Zeeuwsche Boekhandel.

Huib Uil

Meer nieuws