Afbeelding

Opvang van besmettelijke zieken (2)

Column

Eind 1872 werd de ‘Wet ter voorziening tegen besmettelijke ziekten’ vastgesteld. Daarin was vastgelegd dat de gemeenten binnen een jaar een ruimte moesten aanwijzen voor het tijdelijk bewaren van de lijken van degenen die aan een besmettelijke ziekte waren overleden. Vele gemeenten, waaronder Zierikzee, kozen ervoor het gebouwtje op de algemene begraafplaats daarvoor te bestemmen en in te richten.

Een andere verplichting voor de gemeenten werd de inrichting van een verblijfplaats voor de lijders. Het was duidelijk dat de voormalige kazerne aan de Manhuisstraat daarvoor het meest geschikt was. In 1874 viel het besluit om dit pand te verbouwen om het te bestemmen tot ‘gebouw ter verpleging van lijders aan besmettelijke ziekten’. Onderdeel van de plannen was het maken van een badkamer. Timmerman Marinus Franken Jz. nam het werk aan voor 4870 gulden. Met de verbouw zat het niet mee want al snel bleek dat de buitenmuren zodanig slecht waren, dat die ook aangepakt moesten worden. Voor de extra kosten werd een bedrag van 1200 gulden uitgetrokken. Het werk werd tot genoegen opgeleverd. De inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht in Zeeland kwam eind 1874 de nieuwe voorziening in ogenschouw nemen en was tevreden met de ‘nette en doelmatige inrigting’.

Tot beheerder van het gebouw werd Arie Kramer benoemd. Hij moest met zijn gezin in het pand wonen en had als plicht het gebouw schoon te houden. Kramer nam echter al het jaar erop ontslag. In zijn plaats werd W. Meesters benoemd. Salaris kreeg hij niet, wel hoefde hij geen huur te betalen. Ook kreeg hij gratis de beschikking over de tuin. Voor zijn werk werd hij alleen betaald als er personen verpleegd moesten worden: twee gulden per dag per persoon. Omdat hij zich echter beschikbaar moest houden, was het niet gemakkelijk ander werk erbij te vinden. Het verzoek van Meesters om een salaris werd door de gemeenteraad afgewezen.

Vanaf 1887 werd het gebouw ook gebruikt voor het gratis vaccineren van kinderen tegen de pokken. Het gebruik van het pand, dat in de wandeling werd aangeduid als het ziekenhuis, bleef spaarzaam maar iedereen was ervan overtuigd dat het onmisbaar was. In 1902 werd in Noordgouwe een ziekenhuis verwezenlijkt. Daarmee kreeg Schouwen-Duiveland een lang gewenste voorziening. In Zierikzee zag een aantal personen liever een eigen ziekenhuis. Daarom werd, ook in 1902, een comité opgericht onder leiding van dokter A. van der Hoeven om dat te verwezenlijken in het pand aan de Manhuisstraat. Twintig personen zegden zevenduizend gulden toe voor de verbouw. De actie om geld bijeen te brengen voor het inwonend personeel en andere jaarlijkse kosten bracht echter onvoldoende op.

Het gebouw werd, wanneer er geen zieken te verplegen waren, gebruikt voor bijvoorbeeld het keuren van jongens voor de militaire dienst, het geven van cursussen in de verbandleer of als consultatiebureau voor tuberculose. Ook werden er lijken geschouwd van mensen die op een niet natuurlijke manier waren overleden. In 1948 werd hier de Sociale Dienst van de gemeente gevestigd terwijl ook de nieuwe Hervormde stichting voor maatschappelijk werk en gezinsverzorging er haar eerste onderkomen had. In 1960 ging de Centrale Werkplaats, de voorloper van het Werkvoorzieningsschap De Zuidhoek, er van start met een vrouwenafdeling. Vijf jaar later kwam het pand in het bezit van het rijk. Tijdelijk was hier het kantoor van de waterleidingmaatschappij en vervolgens werd het verhuurd aan een regen- en sportkledingatelier. In 1983 kocht de gemeente het pand weer terug met het idee het af te breken. Dat ging echter niet door. Ondertussen was hier het clubhuis van de postduivenvereniging Zierick. In plaats van afbraak ging het pand een nieuwe toekomst tegemoet als gemeenschapsruimte voor het appartementencomplex de Veste, dat op 11 mei 1994 werd geopend.

Huib Uil

Meer nieuws