Afbeelding

J.A. de Bruyne (1856-1927)

Algemeen

De leerlingen noemden hem ‘Jan Juun’. Weliswaar komt in zijn naam de ui-klank voor maar het is twijfelachtig of dat de inspiratie is geweest voor deze bijnaam hoewel ui op z’n Zeeuws juun is. Zoals met veel bijnamen zal ook hier de herkomst wel duister blijven. J.A. de Bruyne was de tweede directeur van de Hogere Burgerschool, een school die hij in drie fasen van zijn leven meemaakte: als leerling, als leraar en als directeur.

Jan Anthonij de Bruyne werd in Zierikzee geboren als zoon van een plaatselijke arts. Bij de start van de Hogere Burgerschool in 1869 werd hij in de derde klas geplaatst. Eindexamen deed hij niet omdat hij overging naar de Latijnse school waarvan dr. H.M. de Bruyn de Neve Moll rector was. Gebruikelijk was dat de leerlingen na afloop naar de universiteit gingen maar dat voorrecht had Jan niet. In plaats daarvan behaalde hij middelbare akten om het onderwijs in te gaan. Hij bezat de akten geschiedenis, aardrijkskunde en staathuishoudkunde. Daarmee gaf hij les in Gorinchem en Schiedam.

In 1881 keerde hij terug naar Zierikzee waar hij leraar werd aan de Hogere Burgerschool, die nog steeds onder leiding stond van G. Kok jr. In alle drie vakken, waarvoor hij bevoegd was, gaf hij les, aangevuld met staatsinrichting. Na het overlijden van Kok, in 1901, volgde De Bruyne hem op als directeur. Zes jaar later werd deze gemeentelijke school overgenomen door het Rijk. In 1921 trad hij af, zodat hij veertig jaar lang aan de middelbare school was verbonden.

De Bruyne kreeg niet alleen bekendheid door zijn leerboeken geschiedenis voor het middelbaar onderwijs maar vooral door zijn ‘De geschiedenis van Nederland in onzen tijd, 1848-1888’. Het verscheen in vijf delen en richt zich vooral op de politieke geschiedenis van ons land. Lang was het een standaardwerk en nog heeft het zijn waarde. De Bruyne had ook zelf politieke ambities. Hij behoorde tot de liberale richting en na het overlijden van Van Kerkwijk, die decennialang het kiesdistrict Zierikzee had vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, stelde De Bruyne zich in 1901 kandidaat. Het werd een mislukking want het district Zierikzee ging verloren voor de liberalen. De anti-revolutionair jhr. Pompe van Meerdervoort werd gekozen. Niet voor lang, want na een termijn werd het district, waartoe behalve Schouwen-Duiveland, ook een deel van Goeree-Overflakkee behoorde, weer terugveroverd door de liberalen.

Het verlies van de kamerzetel had ook te maken met De Bruyne, die het conflict niet schuwde. Toen de liberalen te maken kregen met verdeeldheid, koos De Bruyne voor de Vrijzinnig-democratische Bond, die de links-liberalen verenigden. Deze keus werd hem niet in dank afgenomen door de Schouwen-Duivelandse elite die voor het grootste deel liberaal was. Niettemin had De Bruyne van 1913 tot 1916 zitting in Provinciale Staten.

De Bruyne was een gevierd feestredenaar en actief op velerlei terrein. Van de Ambachtsschool was hij secretaris en later voorzitter. Ook was hij voorzittend meester van de Vrijmetselaarsloge, die hij later weer verliet. Tevens was hij verbonden aan de Nederlandse Protestantenbond, een vereniging van vrijzinnigen. Na zijn pensionering in 1921 vertrok hij met zijn gezin dat zeven kinderen telde. Goes werd zijn nieuwe woonplaats waar de familie een huis had. In Zierikzee bewoonde het gezin een ambtswoning, de latere Muziekschool aan de Poststraat.

Dr. J.J. Westendorp Boerma haalt in het gedenkboek ‘Honderd jaar blokken’ met leesbaar genoegen een anekdote aan uit 1907. Toen las De Bruyne in de lerarenvergadering een nieuw reglement voor waaruit bleek dat voortaan alle macht bij de directeur berustte. Toen een van de docenten erop wees dat ‘de leeraren nu aan handen en voeten gebonden waren, overgeleverd aan den directeur-autocraat’ werd dit door De Bruyne glimlachend beaamd.

Huib Uil

Meer nieuws