Afbeelding

Schouwen-Duiveland in Stukken (Huib Uil)

Column

Jagen op Schouwen-Duiveland (2) Al eeuwen lang wordt er op Schouwen-Duiveland gejaagd. Omdat het in oorsprong een ambachtsheerlijk recht is, vinden we vooral in de archieven van de heerlijkheden daarover stukken terug. Dankzij twee fraaie jachtboeken, van Haamstede en Oosterland, kunnen we nagaan hoe de jacht verliep. Dit keer aandacht voor het jachtboek van Oosterland. Het jachtgebied omvatte ook Sirjansland en Bruinisse.

Het jachtboek van Oosterland is fraai ingebonden en geborgen in een stevige hoes. Voorin is een exemplaar geplakt van de 'Wet tot regeling der jagt en visscherij', die in 1857 in werking trad. Hoewel een potlood aan het register in een kokertje is vastgehecht zijn de aantekeningen in het jachtboek met de pen. Het loopt over de periode 1876-1912. Net zoals dat met het jachtboek van Haamstede het geval is, nodigde de ambachtsheer familie, vrienden en kennissen uit. Het jachtboek bevat hun namen, waar gejaagd werd en de aantallen geschoten wild. Bij de 'aanmerkingen' werd vooral genoteerd hoe het weer was geweest. Anders dan in Haamstede werd ook vastgelegd aan wie wild werd toegezonden of meegegeven en hoeveel. Zo doende weten we dat de burgemeester en de arts en oud-arts in Oosterland bedacht werden.

Ambachtsheren in de genoemde periode waren jhr. mr. H.A. Steengracht van Duivenvoorde en vanaf 1912 dr. A.W. baron Schimmelpenninck van der Oye. De laatste ambachtsheer, F.A.L.C. baron Schimmelpenninck van der Oye, was een zoon van de laatste, die op zijn beurt zijn oom was opgevolgd. Onder de gasten waren klinkende namen: Boreel, Groeninx van Zoelen, Ypey, Van Schuylenburch, Van Kattendijke, De Vos van Steenwijk, Heeckeren van Molecaten, Schuurbeque Boeije, Van der Lek de Clercq.

In tegenstelling tot de Westhoek van Schouwen, waar vooral konijnen werden geschoten, vormden hier de patrijzen en hazen het merendeel. In 1877 werden 280 patrijzen en 156 hazen geschoten. In 1898 waren dat 190 en 282. Vanaf 1891 werd fazanten en patrijzen uitgezet, afkomstig uit Engeland en Duitsland. We komen ook te weten dat een van de jachthonden Naso heette. Aan die laatste was ambachtsheer Steengracht erg gehecht. Van 1882-1892 had hij er veel wild aan te danken. Vanwege diens ongeneeslijke kwalen moest hij de hond laten afmaken. Naso kreeg zijn laatste rustplaats in het bos bij het Heerenhof, de buitenplaats van de ambachtsheer, gelegen ten zuiden van het dorp Oosterland.

Het meest bijzondere aan het Oosterlandse jachtboek is dat het in 1900 door de handen is gegaan van de kunstenaar Willy Sluiter. Dat resulteerde in een aantal fraaie tekeningen waaruit blijkt dat Sluiter vakmanschap wist te combineren met humor. De gedichtjes die de ambachtsheer of een ander noteerde of de notities, gaven hem inspiratie. Zo zien we op een van de tekeningen een groep jagers en drijvers met hun lange stokken, waaraan het wild werd gehangen, met rechts een jager die haastig wegloopt met een papier in de hand. In de tekst erboven uit 1895 lezen we: J.C. van der Lek de Clercq 3 uur weggeweest voor verkiezing dijkgraaf.

Bij het jaar 1897 tekende Sluiter een drietal jagers 's avonds in de dorpsherberg. Op de tafel staan twee kroezen. De drie kijken met veel nieuwsgierigheid naar de man links. Hij rookt een pijp en heeft een heel lang papier in de handen dat hij laat lezen. Ook hier gaf de tekst inspiratie. Vooraf moeten we opmerken dat het gebruik was om de rekening van het eten pas later in te dienen. De aantekening luidt: 'Voor 't eerst, zoover ik weet, heeft Beije [de herbergier] zijne rekening 's avonds vóór vertrek ingediend'. Het jachtboek berust in het archief van de Heerlijkheden Oosterland, Sirjansland en Oosterstein, inventarisnummer 703.

Meer nieuws