Afbeelding

Jagen op Schouwen-Duiveland (1) Huib Uil

Column

Het jachtseizoen breekt weer aan. Jagen is niet zo iets als maar lukraak schieten. Het is gebonden aan strikte regels en met tal van voorwaarden omgeven. Die regelgeving heeft oude wortels. In het verleden was jagen vooral iets voor de elite. De grootste jachtgebieden lagen in de Westhoek van ons eiland en op Duiveland. Jagen was in oorsprong een ambachtsheerlijk recht. Dat is de reden dat in het Gemeentearchief twee fraaie jachtboeken berusten, onderdeel van de archieven van de Familie Van der Lek de Clercq, onder meer ambachtsheren van Haamstede, en dat van de Heerlijkheid Oosterland c.a.

Een verslag, opgemaakt door notaris en jager mr. J.A. Bolle, van de jacht op 5 november 1877 geeft inzicht. Negen jagers namen eraan deel, bijgestaan door negen drijvers. Die dag doorkruisten de heren heel wat landbouwgronden. Aan het eind van de dag werd het geschoten wild, zeventien hazen, drie eenden en twee patrijzen, geveild. Met de opbrengst werden de kosten van het eten en andere onkosten betaald. Het nadelig saldo werd over de zeventien eters omgeslagen zodat ieder fl. 4,11½ moest bijbetalen. De heren leegden die avond 23 flessen wijn en gingen om een uur 's nachts uiteen (Archief mr. J.A. Bolle, inv.nr. 41).

Het jachtboek van slot Haamstede loopt over de periode 1907-1921, Nauwkeurig zijn de namen genoteerd van de jagers – de ambachtsheer nodigde vrienden en kennissen uit – waar gejaagd werd, hoe het weer was, wat geschoten werd en bijzonderheden. Tot 1915 was Th. van der Lek de Clercq gastheer. In dat jaar overleed hij. De heerlijkheid en het slot Haamstede legateerde hij aan zijn broer mr. J.F. van der Lek de Clercq in Den Haag, die de traditie voortzette.

Onder de gasten van beide broers komen we namen tegen zoals van viceadmiraal jhr. Röell uit Den Haag en jhr.mr. W. Schorer uit Bloemendaal. Andere gasten waren onder meer mr. F.J.J. Cremers  uit Den Haag, mr. W. ridder van Rappard uit Zierikzee, later woonachtig in Zutphen, jonkheer S. Laman Trip uit Ginneken, baron Van Tuyll van Serooskerken van Slot Zuilen, dr. A. baron Schimmelpenninck van der Oye uit Wassenaar en jhr.mr. A.J. van Citters. Maar ook Corn. en Hubr. Bolle en W. Vis uit Haamstede, J. van de Vate uit Burgh en A. Batenburg uit Noordwelle mochten mee op de jacht.

In 1907 werden 967 konijnen geschoten, 214 hazen, 76 patrijzen, 90 fazanten hanen, 44 fazanten hennen, 28 houtsnippen, 7 eenden en 28 houtsnippen. Maar ook schadelijk gedierte werd gevangen en geschoten. De lijst wordt aangevoerd door 106 bunsings en 21 wezels.  Ieder jaar werd alles nauwkeurig vastgelegd, vaak door W.C. de Crane uit Zierikzee die een fraaie hand van schrijven had. Hij noteerde achterin de eindcijfers. Wat het aantal konijnen betreft was 1909 het topjaar met 1643 om daarna terug te zakken tot 606 in 1914. Voor wat betreft de patrijzen gold 1905 als topper met 197 exemplaren. Voor de hazen was dat 1901 met 252.

Een blik op de bestemming krijgen we dankzij een los vel achterin. Van een van de jachtpartijen lezen we dat van de 119 konijnen er 72 naar poelier Kloet gingen. De Hervormde predikant kreeg er twee, de burgemeester ook twee en verder een aantal landbouwers ieder twee. Bakker De Koster werd ook met twee konijnen bedacht. Jonkheer Schorer kreeg er vijf mee en jonkheer Van Citters vier. Ook de 41 fazanten kregen een goede bestemming. Zo kreeg oud-burgemeester Bolle er een. Ook de twee jonkheren kregen fazanten mee. Het jachtboek berust in het archief van de Familie Van der Clercq, inventarisnummer 340. Volgende week meer over het Jachtboek van Oosterland.

Meer nieuws