Halsbandparkiet wint aan terrein

Algemeen

Rukt de halsbandparkiet, die met duizenden tegelijk al een alledaagse verschijning is in grote steden in de Randstad, misschien op naar Schouwen-Duiveland?

Feit is dat er dit jaar alleen al vijftien waarnemingen van halsbandparkieten zijn gedaan, allemaal in Zierikzee-west, de laatste tijd vrijwel dagelijks. Dit is nooit eerder voorgekomen. Wat is er aan de hand? Geraadpleegd Schouws vogelaar Ted C.J. Sluijter begrijpt de opwinding, maar blijft zelf uiterst kalm. ,,Er is geen reden voor paniek.”

banner]

Aan de overkant, op Goeree-Overflakkee, is het al beduidend drukker. Vorig jaar is in een onderzoeksrapport van Vogelonderzoek Nederland (Sovon) vastgesteld dat zich in Ouddorp, bij Melissant en bij Herkingen drie vrijvliegende groepen parkieten bevinden, van respectievelijk veertig, gemiddeld vijftien en twintig exemplaren. Op de Slikken van Flakkee zijn zelfs al broedgevallen ontstaan.

 

Maar hier gaat het om een andere papegaaiachtige, de monniksparkiet, die sterk op de halsbandparkiet lijkt. En deze parkiet is in de afgelopen tien jaar nog slechts pas eenmaal op Schouwen-Duiveland gesignaleerd, in juni dit jaar, bij Renesse. De monniksparkiet lijkt dus vooralsnog Goeree te prefereren. Anders ligt het met de halsbandparkiet, die zoekt Schouwen steeds vaker op. Maar vliegen deze verwilderde vogels slechts óver het eiland? Of zijn ze alvast het terrein aan het verkennen, om het later te kunnen koloniseren?

 

Sluijter is niet de allereerste die de halsbandparkiet op Schouwen-Duiveland spotte. Dat was een kennis van hem. Jan Willem Vergeer, op 24 april 1983 in Serooskerke. Daarna volgde René van Loo, die op 12 september 1986 deze papegaaiachtige signaleerde bij de Ouwerkerkse kreken. Maar op 4 november 1986 was het toch Ted Sluijter, lid van de Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland en woonachtig te Burgh-Haamstede, die als derde de vogel waarnam, en nog eens tien jaar later, op 15 september 1996, bij Westenschouwen.

Vooral die laatste waarneming herinnert hij zich, vertelt hij, diep gravend in zijn geheugen. ,,Jaren eerder had ik al eens een grote groep halsbandparkieten in het Amsterdamse Vondelpark gezien. Hun roep klinkt als een luidruchtig ‘kri, kri’. In 1996 kwam ik al fietsend terug van een vogeltrektelling, samen met een maat. Bij de rotonde ter hoogte van de Kampweg hoorden en herkende ik ineens dat karakteristieke stemgeluid; dat zit op mijn harde schijf. ‘Krijg nou wat’, zei ik tegen m’n maat, ‘een halsbandparkiet.’ Vervolgens zagen we ’m ook. We hoorden ’m eerder dan dat we ’m zagen.”

 

Hierna doemde de halsbandparkiet zo heel af en toe op in het blikveld van Schouwse vogelaars. Maar hun aanwezigheid bleef, zeker in de nieuwe eeuw, beperkt tot een enkel exemplaar. Harde cijfers, afkomstig van de website waarneming.nl, bewijzen dit: twee parkieten in Zierikzee in januari 2007, één in juni 2009 in Burgh-Haamstede, twee stuks in 2010, in maart in Zierikzee, in september bij Kerkwerve.

Het jaar 2011 is echter uitzonderlijk: al vijftien waarnemingen, in maart, mei, juni, augustus, september en oktober. Steeds kortere tijd zit ertussen. Waarnemer Wout van Brouwershaven ziet ze de laatste tijd vrijwel dagelijks,  op 20 oktober zag hij er zelfs twee tegelijk. Is de halsbandparkiet bezig met een onafwendbare opmars? En ook: Is er reden om hun komst te vrezen?

De halsbandparkiet verovert de Randstad in vliegende vaart. Uit een volière ontsnapt, was het eerste officiële broedsel in 1968, in het Haagse park Ockenburg, in 1977 gevolgd door een broedgeval in het Vondelpark. Amsterdam en Den Haag bleven lang de bolwerken, maar inmiddels heeft de parkiet ook Rotterdam, Utrecht en Haarlem veroverd. In 2004 werden bij een slaapplaatstelling nog in totaal 5400 ‘slechts’ van deze vogels geteld, vorig jaar bleken het er al tienduizend.

Kenmerkend voor de halsbandparkiet, een groene vogel met rode snavel en gele ogen, is dat hij groepsgewijs in oudere bomen slaapt en nestelt. In deze slaapbomen voelen ze zich beschermd tegen hun nachtelijke vijanden, zoals de uilen, nadeel voor omwonenden is het gesnerp dat zij oortoesnoerend ontwikkelen zodra zij ‘s ochtends vroeg hun kolonie verlaten. Bovendien liggen boom, struik en stoep bezaaid met witte vogelpoep. In de grote steden worden de halsbandparkieten niet meer zo charmant, maar eerder buitengewoon irritant gevonden.

De jaarlijkse slaapplaatstellingen tonen aan dat de kolonies in de Randstad zich hergroeperen. Bioloog Roelant Jonker vertelde de NRC dat de grote kerngroepen in Amsterdam en Den Haag uit elkaar vallen, en de kleinere in Rotterdam en Utrecht in omvang zijn verdubbeld. “De vogels verspreiden zich beter over het land”, zei hij. “Binnen twintig jaar verwacht ik ze in alle Nederlandse steden.”

Halsbandparkieten hebben een actieradius van tientallen kilometers. Het zijn echte omnivoren, ze eten zo ongeveer alles: zaden, granen, bloemen, nectar, en fruit als appels, peren en sinasappels. Het zijn ook slordige eters: fruit dat in de bomen hangt, eten ze half op, om zich vervolgens te goed te doen aan zonnebloemen en maïs. In de winters zijn deze stadsvogels sterk afhankelijk van voedsel dat mensen buiten ophangen: pindanetjes en vetbollen.

 

Vijftien halsbandparkieten in krap een jaar op Schouwen — verkent de vogel nieuwe terreinen? Kees de Kraker in Burgh, groot kenner van de Schouwse flora en fauna, veldonderzoeker en redacteur van het tijdschrift ‘Sterna’, maakt zich allerminst zorgen. “Het is een prachtige vogel. Op Schouwen zitten ze nog niet, al wordt er af en toe wel eens eentje gezien. Het is nog steeds vooral een stadsvogel. Het zal nog wel even duren voordat ze op Schouwen talrijk worden. Of het moet hard gaat met de verstedelijking van Nederland.”

Joost van Bruggen, kolonievogelprojectmedewerker van de Sovon, wijst er veelbetekenend op dat zich noch op Schouwen noch elders in Zeeland broedgevallen hebben voorgedaan. Tot nog toe zijn er slechts halsbandparkieten binnen de broedperiode waargenomen.

Ted Sluijter oordeelt ook dat er vooralsnog geen aanleiding is om alarm te slaan: Schouwen-Duiveland is nog niet in zwang bij de halsbandparkiet; het eiland blijft er nog wel even van gevrijwaard.

Wat vindt hij eigenlijk zelf van deze on-Nederlandse vogel? “Ik zal niet zeggen dat hij hier niet hoort, want dan discrimineer je. Maar je moet je afvragen of je er blij mee moet zijn dat deze vogel zo talrijk is in Nederland. Als vogelaar meen ik: Het hoeft voor mij niet. De halsbandparkiet is een exoot. Voor mij had hij in zijn oorspronkelijke gebied mogen blijven, in Centraal Afrika en in Zuid-Azië. Ze zijn hier ooit losgelaten of ontsnapt uit een volière, en vervolgens hebben ze zich moeiteloos kunnen voortplanten.”

Sluijter is vooral niet gecharmeerd van de halsbandparkiet omdat de vogel het zoveelste voorbeeld is van een exoot die inheemse soorten verdringt. Hij noemt de Japanse oester, die de Zeeuwse oester en ook andere waterdieren heeft verdrongen. Hij wijst op de Amerikaanse vogelkers, een struik die alom heerst. “Talloze uitheemse planten en dieren verjagen onze eigen autochtone flora en fauna. Dat vind ik geen goede ontwikkeling.”

Inmiddels staat vast dat zich verschuivingen voordoen binnen de randstedelijke populaties, en dat de halsbandparkiet nu regelmatiger op Schouwen wordt geregistreerd. Gaat de vogel zich vestigen in de stad Zierikzee? Ted Sluijter haalt geruststellend de schouders op. “Dat zal zo’n vaart niet lopen. Je moet goed in de gaten houden dat de halsbandparkiet al bijna vijftig jaar in Nederland is. Als hij Schouwen-Duiveland aantrekkelijk vindt, had hij er al lang kunnen broeden.”

“Op zich is het Schouwse landschap wel geschikt voor de halsbandparkiet”, vervolgt hij. “Maar er is gewoon niet genoeg eten voor ze. Er is hier te weinig fruit en er is hier te weinig gevarieerd voedsel. ’s Winters moeten zich ze zien te overleven door wat mensen in de tuin strooien, pinda’s en vruchten. Ik denk dus dat de halsbandparkiet zich zal blijven ophouden in de grote stadsparken. Schouwen-Duiveland is niet aantrekkelijk genoeg voor ze.”

Maar de monniksparkiet dan? Die handhaaft zich voortreffelijk op Goeree. Zal deze vogel niet op enig moment het Grevelingenmeer oversteken? Geruststellend glimlachend schudt Sluijter zijn hoofd: “Ik ken die parkieten. Ik zie ze bij Ouddorp bijna dagelijks overvliegen. Deze dieren zijn allemaal losgelaten door volière-houders. Ze blijven in de buurt van hun ‘bazen’. Ze kunnen alleen maar dáár overleven, omdat ze dáár hun voedsel kunnen halen. Nee, ik acht verdere verspreiding onwaarschijnlijk.”

 

Meer nieuws