Jan Greijn
Jan Greijn

Bom

Column

In het schattigste (bioscoop)zaaltje dat ik ken, FIZI, bekeken we ‘Oppenheimer’. Beetje laat natuurlijk, want de film draait al sinds juli in Nederland. De duur van de film - 3 uur - weerhield me; op mijn leeftijd moet je niet te lang onbeweeglijk stil zitten omdat pezen en spieren dan inkachelen. Maar dat viel mee, ook dankzij de pauze, waar ik eigenlijk een tegenstander van ben. Deze keer niet dus, opportunisme is soms een zegen.

De film zit vol (geschiedenis)lessen, hoe overheden greep krijgen op de wetenschap zonder enig moreel besef: aan beide kanten. Hoe ‘helden’ ineens kunnen veranderen in schlemielen, hoe de politiek gestuurd kan worden door ijdelheid en eigenbelang. Een zwarte biografie van de mensheid in drie uur.

Het draait in de film - wellicht ten overvloede - om de ontwikkeling van de atoombom, die Hiroshima en Nagasaki later zou verwoesten, en de inwoners. Het moest de Tweede Wereldoorlog stoppen en verdere kernoorlogen voorkomen, maar werd uiteindelijk de start van een kernwapenloop die nog steeds voortduurt.

Oppenheimer, de geniale fysicus, was de leider van het Manhattanproject, waar alle kennis samenkwam om een nieuw machtig wapen te ontwikkelen. Hij is - samen met zijn medewerkers - het bewijs van de stelling dat geniaal niet per se wijs is. Hij keek met briljante ogen verder dan deze wereld, zonder deze wereld zelf te zien. Verblind door wetenschappelijke dadendrang.

Van die andere beroemde wetenschapper, de Deen Niels Bohr, kreeg hij de waarschuwing: je kunt een steen pas optillen als je weet wat de slang doet die eronder schuilt. Die waarschuwing snapte Oppenheimer pas toen de atoombom gevallen was. Zijn pogingen om verdere ontwikkeling van de atoombom tegen te houden, keerden zich tegen hem. Van held tot paria.

Meer nieuws