Afbeelding

Zierikzeeënaars in slavernij

Column

Alle aandacht is gevallen op de afschaffing van de slavernij en het aangedane leed in Suriname en de Nederlandse Antillen. Het aantal gemaakte excuses is inmiddels groot. Zierikzee hoefde daaraan niet mee te doen, want daar is geen aanleiding toe. Waar Zierikzee wel bij betrokken was is de slavernij waarvan Zierikzeese zeelui het slachtoffer werden. Het is bijkans verzwegen. Recent verscheen een fraaie studie over dat onderwerp van de hand van de oud-predikant Leendert J. Joosse, van origine van Walcheren afkomstig. Hij specialiseerde zich in de geschiedenis van Nederlanders overzee, zijn promotieonderwerp. Zijn nieuwste boek is een baanbrekend werk dat onze inzichten bijstelt.

Koopvaardijschepen die in zuidelijke richting voeren, hadden vanaf de zeventiende eeuw te maken met de Barbarijse zeerovers. Onder Barbarije verstaan we de huidige staten Marokko, Algerije en Tunesië, het noordwestelijk deel van Afrika. De kapers opereerden niet alleen op de Middellandse zee maar ook voor de kusten van Spanje en Portugal en incidenteel noordelijker. Ze enterden schepen, roofden de lading en namen de opvarenden mee die als slaven werden behandeld. De enige hoop die de zeelui hadden, was dat ze konden worden vrijgekocht met geld uit hun land van herkomst. Tot dusverre was de gedachte dat ze redelijk behandeld werden vanwege de waarde die ze vertegenwoordigden. De auteur maakt daar in zijn boek korte metten mee. De meesten hadden het bijzonder zwaar.

Allereerst de houding die tegenover hen werd ingenomen. Ze werden niet als mensen behandeld en waren rechteloos. Daar kon alleen verandering in komen als ze zich bekeerden tot de Islam. Om dat te bereiken, werden ze gemarteld. Zo vertelt Joosse van een Hollandse slaaf die op blote voeten achter het paard van zijn patroon aan moest rennen terwijl dat over rotsachtige velden en de bodems van rivieren met stenen werd gejaagd. Wie een poging deed om te ontsnappen, kreeg honderd stokslagen of erger. Er was sprake van een ‘genadeloos en ongebreideld ervaren wreedheid, die een sfeer ademt van stelselmatige vernederingen’. Voor een deel van hen was het werk extreem zwaar. Als ezels werden ze twee-aan-twee aan elkaar geketend en voor een houten wagen gespannen om daarmee grote steenblokken te vervoeren, opgejaagd met zweepslagen. Ter zijde: protesten van slaven in Suriname tegen soortgelijk werk werd daarentegen gehonoreerd.

Een deel van de Zierikzeese zeelui werd vrijgekocht. Al in 1619 is daar een voorbeeld van met twee Zierikzeeënaars die hun vrijheid herkregen. Met dat vrijkopen waren grote bedragen gemoeid. De familie moest proberen geld bij elkaar te krijgen door te collecteren en een beroep te doen op de overheid en kerken. Zo kreeg in 1644 Jacomijnken vijftig gulden van het stadsbestuur van Zierikzee voor het vrijkopen van haar man. Nederlandse consuls deden hun best voor het vrijkopen. Oorlogsschepen werden uitgezonden en konden soms succes boeken. Michiel Adriaansz. de Ruyter maakte zich er verdienstelijk mee. Steeds weer moesten de plaatselijke heersers tevreden worden gesteld met kostbare geschenken. Joosse berekende dat uiteindelijk slechts een vijfde deel van de slaven vrij kwam.

Spijtig is dat de auteur de oprichting van de nog steeds bestaande Slavenkas te Zierikzee in 1735 ten onrechte verbindt aan de kaping van Barent de Geest in 1674. De aanleiding was daarentegen het vrijkopen van de bemanning van het Zierikzeese schip De Palmboom, gekaapt in 1731. De verovering van Algiers door de Fransen in 1830 luidde het einde in van de kaperij en de slavernij. Het lot van de tot slaven gemaakte zeelui in Barbarije behoort ook tot het slavernijverleden wat we niet mogen vergeten.

Leendert J. Joosse, Drie keer verkocht in een vreemd land. Nederlanders in Noord-Afrikaanse slavernij, 1600-1800, Walburgpers, 2023, ISBN 9789464560824, € 29,90.

Huib Uil

Meer nieuws