
Bijvangst
ColumnKuil
Het voelde alsof ik in een fragment in een bekend Belgisch boek zat. Een handvol mannen - het kunnen er ook 6 zijn geweest - stond naar het wegdek te kijken waarop wat water stond. Een deukje in de weg dus. Dat kwamen ze in opdracht van de gemeente repareren. Ze hadden er hoorbaar zin in.
De eerste stond klaar met een tang om stenen los te wrikken. De anderen keken toe en gaven diverse adviezen. ‘Wat is de bedoeling’, vroegen mijn hondje en ik. ‘Er zit een gat, dat moet weer mooi glad’, was ‘t antwoord dat werd begeleid met instemmend knikken.
We liepen weg. En ik probeerde dat fragment uit dat boek voor mijn geest te halen. De hoofdpersoon ziet vanuit een Antwerpse kroeg gemeentewerkers arriveren die een gat beginnen te graven. Het zal de hele dag gaan duren, passanten houden de gemeenteploeg angstvallig in de gaten. Aan het eind van de middag wordt het gat weer dichtgegooid. Dat proces herhaalt zich een aantal dagen onder gezucht en gesteun van de lieden van gemeentewerken.
Ineens weet ik ‘t. Het gaat om De Komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo. Hoofdstuk 1 heet De herstellingswerken in de Kloosterstraat. Ik-verteller en hoofdpersonage, Freek Groenevelt, redacteur bij De Scheldebode, ziet stadsarbeiders een zinloos werk verrichten in een straat en hij schrijft daarover een licht geërgerd cursiefje, een column.
Of het graven van het zestal dat wij aanschouwden ook zinloos was, durf ik niet te zeggen. Aan het eind van de dag ziet de weg er gerepareerd uit al is de ‘deuk’ niet helemaal weg. Een echt straatkuiltje ligt 50 meter verder te wachten op herstel. Maar de ingehuurde stratenmakers negeren dat karwei. Niet zinloos genoeg?
Jan Greijn