Afbeelding

Cholera in Zierikzee, 1873

Column

Cholera kwam in Europa in de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw nog herhaaldelijk voor. Deze infectieziekte werd vooral overgebracht via vervuild drinkwater of voedsel. De ziekte uitte zich in zware diarree en uitdroging. In 1866 was in Nederland de laatste grote uitbraak geweest. Maar in 1873, 150 jaar geleden, stak de ziekte opnieuw op.

Halverwege het jaar kwamen de eerste berichten die nog niet verontrustend leken. Maar in september werd dat anders. In Bergen op Zoom overleden drie personen aan de gevreesde ziekte. Het werd gevolgd door soortgelijke berichten uit andere steden. Kort daarop werd bekend dat zich in een gezin in Tholen de ziekte had gemanifesteerd. Vier personen waren aangetast waarvan er drie overleden. Een brandhaard leek Gouda te zijn met 33 lijders waarvan er 21 overleden.

Op 15 november werd in Zierikzee het eerste ziektegeval met dodelijke afloop geconstateerd. Het betrof Jacob van Splunter, 47 jaar oud, herbergier en logementhouder in het Goessche Veerhuis op de hoek van de Hoofdpoortstraat en de Zevenhuisstraat. Hij was voor handelszaken in Zuid-Holland geweest en had in Gouda overnacht. Daar had hij de ziekte opgedaan. Om elf uur openbaarde zich de ziekte, zes uur later overleed hij. Meteen was hij afgezonderd van de rest van het gezin. Mede daardoor bleven zijn huisgenoten ongedeerd.

Even leek het erop dat het bij dit ene geval zou blijven. Echter, op 16 december werden in een gezin drie van de vijf leden door de ziekte aangetast. Het getroffen gezin had een bovenachterkamer in een huis aan de Schuttershofstraat, nu nummer 7, waar beneden nog twee gezinnen woonden. De zieken hadden geen contact gehad met de eerste lijder en evenmin met personen van buiten de stad. Wel liet de hygiëne veel te wensen over. De moeder van het gezin, Catharina Pieternella van Saarloos-Herkemij, 61 jaar oud en weduwe, overleed nog diezelfde 16de december. De andere twee werden overgebracht naar een voor dit doel bestemde barak. Daar overleed twee dagen later de ongehuwde dochter, Elizabeth van Saarloos, 34 jaar oud. Weer twee dagen later, op 20 december om half twaalf, overleed Karel Pieter van Saarloos, twee jaar, het zoontje van de ongehuwde Cornelia Johanna van Saarloos, die eind 1871 was overleden.

Nog eiste de ziekte een dodelijk slachtoffer. Ook dat geval stond op zichzelf. De betreffende vrouw, Maria van den Bos, echtgenote van timmerman Abraham Drasselaar, 61 jaar oud, had geen contact gehad met de andere besmette personen. Ze overleed op zondagavond 22 december in haar woning Breedstraat 28. De huisgenoten, die meteen werden afgezonderd, bleven allen ongedeerd.

In alle gevallen werden de bedden en kleding van de overleden en besmette personen verbrand en de woningen ontsmet. Bij deze vijf slachtoffers bleef het. De uitbraak maakte duidelijk dat er haast moest worden gemaakt met de verbouw en inrichting van het gebouw voor besmettelijke ziekten. Dat werd de zogenaamde oude kazerne aan de Manhuisstraat, nu bekend onder de naam van garnizoenszaal van het appartementencomplex De Veste.

De inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht, dr. A.A. Fokker uit Middelburg, kwam naar Zierikzee en gaf de nodige aanwijzingen voor de verbouw van het pand. Ook stelde hij een onderzoek in naar de omstandigheden waaronder de ziekte zich had voorgedaan. Het ging in alle gevallen om het zuidwestelijk deel van de stad. Vele woningen waren slecht onderhouden, er was veel vuil en smerigheid onder meer in de vorm van mesthopen, het houden van konijnen onder de bedsteden en dergelijke. Bovendien werd duidelijk dat de gemeente de open goot achter de huizen aan de noordzijde van de Hoofdpoortstraat moest vervangen door een riool.

Meer nieuws