Afbeelding

De afschaffing van het galgenmaal, 1739

Column

Op zaterdag 7 maart 1739 vond de terechtstelling plaats van Barendina Hermanse op het schavot voor het Gravensteen in Zierikzee. Zij had brand gesticht waardoor de schuur en het huis van de molenaar in Nieuwerkerke (Schutje) waren afgebrand. Daarmee had ze het leven van anderen in gevaar gebracht en dat verdiende een zware straf. Het Zierikzeese gerecht veroordeelde haar ter dood. Ze werd vastgebonden aan een paal waar de scherprechter haar met een koord wurgde. Daarna werd Barendina’s gezicht geblakerd en geschroeid.

Het was gebruik dat ter dood veroordeelden op de dag voor de voltrekking van het vonnis een maaltijd kregen met het door hem of haar gewenste eten en drinken. Kort tevoren had de gevangene van de jongste schepen te horen gekregen dat het vonnis en de uitvoering, in dit geval de doodstraf, zou worden voltrokken. In Zierikzee was het gebruik om dat op zaterdag te doen, de marktdag, wanneer velen van buiten naar de stad kwamen. Een grote mensenmassa kwam dan ook op de executie af. De dag ervoor werd een houten schavot voor het bordes, op gelijke hoogte daarmee, opgebouwd. De voorzijde van het hek werd een kwartslag gedraaid waarmee de trap werd afgesloten en een vrije doorgang naar het schavot ontstond.

De maaltijd op de vrijdagavond voor de executie vormde een bijzondere plechtigheid. Daarbij waren aanwezig de baljuw, de gemeente-burgemeester, die tevens voorzitter van het college van schepenen was, de president van de thesauriers, een predikant, de ziekentrooster, de stadsfabriek (de functionaris verantwoordelijk voor de stadswerken) en de procureurs zowel van de baljuw als van de delinquent. De baljuw nam plaats aan de rechterzijde van de gevangene en de dominee aan de linkerzijde. De anderen namen eveneens plaats. Ook liet men toeschouwers toe om te zien hoe de veroordeelde zijn laatste maaltijd opat.

De komende terechtstelling van Barendina Hermanse vormde voor het college van schepenen aanleiding deze plechtigheid af te schaffen. Het was in een periode dat een nadere bezinning op gang kwam over de strafmaat en de wijze van bestraffing. De rechters vonden dat deze gang van zaken niet meer passend was of, zoals een tijdgenoot het uitdrukte, het werd als ‘gantsch wanvoeglyk’ beoordeeld. Daarom werd op 5 maart, twee dagen voor de terechtstelling, besloten de plechtigheid af te schaffen. Wel werd gehandhaafd dat de gevangene mocht eten en drinken wat hij of zij wilde. Wat ook bleef, was de geestelijke bijstand door de predikanten en de ziekentrooster tijdens de detentie. Doorgaans waren er twee dominees aanwezig op de dag van de executie. De ene deed het gebed na het voorlezen van het vonnis in de schepenkamer. De andere dominee hield een korte toespraak op het schavot.

Ook op een ander punt toonden de Zierikzeese rechters zich toeschietelijk. Ter dood veroordeelden werden na de voltrekking van het vonnis opgehangen aan de zogenaamde buitengalg. Die stond ten oosten van de latere veerhaven De Val. Het was een waarschuwing voor iedereen dat in Zierikzee misdrijven bestraft konden worden met de dood. De Zierikzeese rechtbank besloot echter dat het lichaam van Barendina Hermanse niet opgehangen zou worden, maar begraven. Dat gebeurde op het kerkhof rond de Grote kerk bij de Dikke toren. Wat de aanleiding was om voor haar een uitzondering te maken, tekenden de schepenen niet aan. Mogelijk is van invloed geweest dat Barendina eerder dat jaar in de gevangenis het leven had geschonken aan een kind. Weliswaar overleed de baby kort erna, maar dit feit riep wellicht zodanige gevoelens op om clementie te betonen.

Huib Uil

Meer nieuws