Afbeelding

De terechtstelling van Barendina Hermanse, 1739

Column

In de afgelopen maand september presenteerde het historisch theatergezelschap Rederijkers Zierikzee het spel ‘De Eerste Steen – de zaak Barendina Hermanse’, geschreven door Anne van Hekke en Marcel Modde en opgevoerd door een dertigtal acteurs. De toeschouwers werden teruggevoerd naar het jaar 1739. Op 7 maart van dat jaar veroordeelde de Zierikzeese rechtbank Barendina Hermanse, 32 jaar oud, tot de doodstraf. Wie was zij en wat was haar misdrijf?

Barendina Hermanse werd geboren in Zevenaar, ook wel aangeduid als Zeventer, een dorp tussen Doetinchem en Nijmegen. Ze was op Schouwen verzeild geraakt en trouwde in 1734 met Jacob Jansen, smid van beroep. Het echtpaar woonde in Nieuwerkerke, beter bekend als Schutje. In dat dorpje brak op woensdag 7 mei 1738, ’s avonds om tien uur, brand uit in de schuur van de molenaar. Vanwege het rieten dak greep de brand snel om zich heen en ook het daarbij staande huis werd een prooi van de vlammen. Beide panden brandden geheel af. De gedupeerde molenaar Adriaan van ’t Clooster had zijn vermoedens over de dader. Hij dacht aan de smid Jacob Jansen of de twee bij hen inwonende jonge mensen, Andries en diens zus Lijsbeth. Al snel viel ook de verdenking op Jacobs vrouw, Barendina Jansen.

De baljuw van Zierikzee, mr. Marinus de Jonge van Campensnieuwland, stelde een onderzoek in en op basis daarvan liet hij met instemming van het Zierikzeese gerecht de smid en zijn vrouw gijzelen in het Gravensteen. Barendina wist echter te ontsnappen maar werd weer gepakt. Uit de ondervragingen en het horen van dorpsbewoners bleek dat er sprake was van ruzie tussen de molenaar en vooral Barendina. De molenaar was kwaad op haar en gunde haar niets. Tevergeefs had Barendina geprobeerd om Andries en diens zuster over te halen het molenaarshuis in brand te steken. De kwaadheid van Barendina liep zo hoog op dat ze die bewuste zevende mei om negen uur ’s avonds een brandend kooltje op het rieten dak van de schuur legde met alle kwalijke gevolgen van dien. De verhoren en de getuigenverklaringen brachten Barendina tot de bekentenis dat zij de brandstichtster was.

Met deze daad had Barendina de levens van anderen in gevaar gebracht. Haar wachtte een zeer strenge straf. Maar de tenuitvoerlegging liet op zich wachten. Barendina bleek namelijk in verwachting. Op 20 januari 1739, ’s morgens om acht uur, kreeg zij een dochter. De baby is waarschijnlijk kort erna overleden. In maart was Barendina zodanig hersteld dat de terechtstelling kon plaatsvinden. Op 7 maart 1739 werd het vonnis van burgemeester en schepenen uitgesproken. Barendina Hermanse werd in handen gesteld van de baljuw om over te leveren aan de scherprechter om ter dood te worden gebracht.

Nog diezelfde middag werd het vonnis ten uitvoer gebracht. Dat dit op zaterdag gebeurde, was gebruikelijk. Zaterdag was het marktdag waarop velen van buiten naar de stad kwamen en dat betekende extra veel toeschouwers. Een van de predikanten deed in de schepenkamer, na het voorlezen van het vonnis, een gebed. Barendina werd uit het Gravensteen op het houten schavot gebracht, dat voor het bordes was opgebouwd en aan een paal vastgebonden. De dominee hield een korte toespraak en vervolgens deed scherprechter Willem Blom zijn werk. Barendina werd gewurgd met een koord. Daarna werd haar gezicht met vuur geblakerd en geschroeid. Het lijk werd begraven op het Zierikzeese kerkhof rond de Grote kerk. De terechtstelling van Barendina markeerde tegelijkertijd een belangrijk besluit, de afschaffing van het galgenmaal. Daarover volgende week meer.

Huib Uil

Meer nieuws